Om te beoordelen of misbruik van recht zich voordoet bij overeenkomsten met hetzelfde goed, maar met telkens andere mensen, gaat het erom of die rechtshandelingen hoofdzakelijk tot doel hebben het verkrijgen van een belastingvoordeel in strijd met doel en strekking van de wet en richtlijn.
Een bv is een onderdeel van een fiscale eenheid omzetbelasting. Deze is een schakel in verhuurstructuren voor luxe jachten. De structuren zijn gepromoot met de belofte dat in de EU woonachtige particulieren hun luxe jacht in de EU voor privédoeleinden kunnen gebruiken met minimale verschuldigdheid van btw. Kort en goed houdt de structuur in dat het jacht binnen de EU wordt gebouwd, daarna buiten de EU wordt gebracht en vervolgens in Nederland is binnengebracht. Bij deze invoer is omzetbelasting verschuldigd. In de aangifte daarvan is hetzelfde bedrag in aftrek gebracht.
Hof Arnhem-Leeuwarden heeft geoordeeld dat de omzetbelasting vanwege de invoer van de jachten niet in aftrek kan worden gebracht. De reden daarvoor is dat sprake is van misbruik van recht, een samenstel van rechtshandelingen. Het samenstel van rechtshandelingen houdt in dat verschuldigde omzetbelasting is afgetrokken terwijl op het jacht, dat de particulier gebruikt, omzetbelasting behoort te drukken. Met dit samenstel van handelingen is op kunstmatige wijze de economische realiteit van particulier gebruik van de jachten verhuld. Dit is in strijd met doel en strekking van de Zesde richtlijn en de Wet OB 1968. Voorts vindt het hof ook aannemelijk dat het wezenlijke doel van de betrokken transacties is geweest om een belastingvoordeel te verkrijgen. Dit brengt mee dat de fiscale eenheid btw de voor de invoer verschuldigde omzetbelasting niet in aftrek kan brengen.
In cassatie wordt dit oordeel tevergeefs bestreden. Ook als de invoer van de jachten niet is gericht op het ontwijken van in Nederland verschuldigde btw, kan toch sprake zijn van misbruik van recht. Verder heeft het misbruik terecht een correctie van de aftrek tot gevolg. Tot slot overweegt de Hoge Raad nog dat ook bij misbruik de belastingplichtige een beroep op het vertrouwensbeginsel kan doen. In dit geval kan dit beroep niet slagen, omdat de inspecteur niet beschikte over de volledige informatie.
Bron: Hoge Raad 18-12-2020 (ECLI:NL:HR:2020:2095)