Heel Nederland merkt de gevolgen van de verspreiding van het coronavirus. Ook PKF Wallast heeft maatregelen getroffen om de veiligheid van onze medewerkers en dienstverlening aan onze cliënten en relaties te waarborgen. Zo zullen onder andere onze medewerkers in de basis thuiswerken en zijn ze bereikbaar via e-mail en zakelijke mobiele telefoon. Tevens zijn interne bijeenkomsten geannuleerd, verzet of omgezet in on-line werksessies. Wij volgen hierbij de laatste adviezen van de Rijksoverheid en de richtlijnen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Deze gelden tenminste tot en met 28 april 2020, of mogelijk langer als deze datum landelijk wordt opgerekt.
I. Fiscale aandachtspunten coronavirus
Uitstel van betaling
Voor ondernemers die in betalingsproblemen zitten of komen, is er de mogelijkheid tot verzoek om bijzonder uitstel van betaling in de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en loonbelasting.
Om de gevolgen van het coronavirus voor ondernemers te verzachten heeft de Belastingdienst bekendgemaakt dat uitstel van betaling zal worden verleend als de ondernemer schriftelijk motiveert dat hij door de coronacrisis in betalingsproblemen is gekomen¹. De verzachting van de regeling houdt in dat de Belastingdienst na ontvangst van dit verzoek de invordering direct stilzet. Inhoudelijke en individuele beoordeling van het verzoek vindt later plaats. De gebruikelijke vereisten voor het verlenen van uitstel van betaling blijven gewoon gelden. Deze eisen zijn:
Adressering moet luiden: Belastingdienst, Postbus 100, 6400 AC Heerlen
Het moet gaan om een onderneming die gezond en levensvatbaar is op het moment van de uitbraak van het coronavirus. Dat moet door een deskundige (uw accountant/belastingadviseur, of bijvoorbeeld uw bankier) aannemelijk worden gemaakt.
De onderneming heeft werkelijk betalingsproblemen en die problemen zijn veroorzaakt door de uitbraak van het coronavirus.
Eisen aan verzoek uitstel van betaling
Een brief om verzoek bijzonder uitstel van betaling dient het volgende te omvatten:
De brief is mogelijk voor meerdere middelen, d.w.z. voor de inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, loonheffing en omzetbelasting.
Duidelijke vermelding om welke aanslagen/aangiften het gaat met aanslagnummer/aangiftenummers plus openstaande bedragen.
Bij de brief waarin het uitstel van betaling wordt aangevraagd wordt door de Belastingdienst ook gevraagd om een verklaring van een derde deskundige (zoals een accountant of financieel adviseur). Uit die verklaring blijkt dat:
er sprake is van bestaande betalingsproblemen en bijvoorbeeld geen nog te verwachten betalingsproblemen
de betalingsproblemen van tijdelijke aard zijn als gevolg van het coronavirus
de onderneming levensvatbaar is.
Onderdeel van deze verklaring kan zijn:
Het (verwachte) resultaat 2019, het (verwachte) eigen vermogen per 31 december 2019, prognoses van het resultaat 2020 voor de uitbraak van het coronavirus.
Beschikbare banksaldi, beschikbare kredietruimte bij de bank en overige beschikbare financieringsbronnen.
Een liquiditeitsprognose waaruit blijkt dat vanwege de omzetdaling of stijgende inkoopkosten en doorlopende vaste lasten de verschuldigde belasting de komende periode niet voldaan kan worden
Aangeven wanneer verwacht wordt dat de betalingsachterstand zal worden ingelopen.
Aangeven welke resultaten worden verwacht na afloop van deze pandemie.
Vanzelfsprekend helpen wij u graag bij uw verzoek om uitstel van betaling, waarbij wij kunnen zorgen voor liquiditeitsprognoses en dergelijke.
Verzuimboete
Om ondernemers verder tegemoet te komen zal de Belastingdienst de komende tijd een verzuimboete voor het niet (tijdig) betalen van belastingen voorlopig achterwege laten of terugdraaien.
Verlaging voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2020
Voor de vennootschapsbelasting kan bij een lagere inschatting van de omzet en de belastbare winst over 2020 een verzoek om verlaging van de voorlopige aanslag 2020 worden gedaan via de gewone elektronische weg. Een aandachtspunt hierbij is de 8% belastingrente, die voor 2020 gaat lopen na 1 juli 2021. Om die reden is het raadzaam om eind 2020/begin 2021 te bezien of er niet wederom een aanpassing van de voorlopige aanslag vennootschapsbelasting moet plaatsvinden als het 2020-resultaat dan hoger is of hoger wordt ingeschat.
Btw
In verband met de gevolgen van de coronacrisis wordt ondernemers aangeraden de volgende acties te bezien voor de btw.
Annuleringen
Btw op kosten is veelal aftrekbaar bij ondernemers. Dit kan ook het geval zijn bij annuleringen. Ondernemers die kosten hebben gemaakt voor activiteiten die zijn geannuleerd, doen er goed aan deze in kaart te brengen en na te gaan of de btw in aftrek kan worden gebracht.
Oninbare debiteuren
Ondernemers die reeds btw hebben afgedragen maar niet zijn betaald door de klant, kunnen de btw op ‘oninbare vorderingen’ terugvragen als vaststaat dat niet meer zal worden betaald. Dit dienen zij tijdig te doen. In praktijk kan het moeilijk zijn vast te stellen wanneer een vordering niet is of niet zal worden betaald. Het recht op teruggaaf wordt in ieder geval geacht te ontstaan 1 jaar na het tijdstip waarop de vergoeding opeisbaar is geworden.
Tijdvakwissel btw-aangifte
Het staat ondernemers vrij van aangiftetijdvak te wisselen. Voor ondernemers die verwachten in een teruggaafpositie terecht te komen, kan maandelijks aangifte doen raadzaam zijn. Voor ondernemers die verwachten in een te betalen positie terecht te komen, kan het zinvol zijn om – naast de mogelijkheid van betalingsuitstel – over te schakelen naar een kwartaalaangifte.
Fiscale eenheid btw
Indien de Belastingdienst voor de fiscale eenheid btw een beschikking heeft afgegeven, dan zijn alle leden vermeld op de beschikking hoofdelijk aansprakelijk voor btw-schulden van de fiscale eenheid. Ondernemers aan wie een beschikking fiscale eenheid btw is afgegeven, wordt aangeraden deze te bezien. Anticiperend op eventuele liquiditeitsproblemen kunnen de te nemen maatregelen worden bekeken.
Zaken doen met het buitenland
Ondernemers die zaken doen met het buitenland, wordt aangeraden de ontwikkelingen in landen waar zij actief zijn in de gaten te houden. Momenteel worden door overheden uiteenlopende maatregelen genomen ter tegemoetkoming van ondernemers: van betalingsuitstelregelingen tot (tijdelijke) tariefsverlagingen. PKF Wallast kan ondernemers die vragen hebben over de laatste btw-ontwikkelingen in het buitenland in contact brengen met lokale PKF-kantoren.
Fiscale eenheid vennootschapsbelasting
Ook een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kent voordelen, zoals onderlinge verrekening van winsten en verliezen van de verschillende vennootschappen in het betreffende belastingjaar. Een fiscale eenheid kent echter ook nadelen. Een nadeel is dat tijdens het bestaan van de fiscale eenheid alle gevoegde dochtervennootschappen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de vennootschapsbelasting die (formeel) is verschuldigd door de moedermaatschappij. Daarnaast kan de ontvanger een belastingteruggave van enig tot de fiscale eenheid behorende vennootschap verrekenen met belastingschulden van een andere tot de fiscale eenheid behorende vennootschap. Deze verrekeningsbevoegdheid beperkt zich niet alleen tot de vennootschapsbelasting, maar omvat ook andere belastingen zoals de loonbelasting en omzetbelasting.
Afhankelijk van de feitelijke situatie kan het dus raadzaam zijn om vennootschappen juist wel of juist niet op te nemen in een fiscale eenheid. N.B. Onder voorwaarden kan het aangaan of verbreken van een fiscale eenheid ook leiden tot acute belastingheffing. Laat u zich bij deze beslissingen daarom bijstaan door uw adviseur.
Tijdig melden betalingsonmacht
Voor bestuurders bestaat het risico dat zij hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor onder andere de loonbelastingschulden en omzetbelastingschulden. Om dit risico te beperken is het van groot belang dat tijdig schriftelijk betalingsonmacht wordt gemeld bij de Belastingdienst (de Ontvanger) voor onder andere loonbelastingschulden en omzetbelastingschulden. Het hiervoor behandelde verzoek om uitstel van betaling kan wellicht niet worden gezien als een melding van betalingsonmacht! Gelet op het grote financiële risico is het daarom in alle gevallen van betalingsonmacht noodzakelijk tijdig en correct melding te doen. Van betalingsonmacht zal doorgaans zeker sprake zijn indien een verzoek om uitstel van betaling is ingediend.
Als een lichaam op de juiste wijze aan deze meldingsverplichtingen heeft voldaan, is een bestuurder aansprakelijk indien aannemelijk is dat het niet betalen van de belastingschuld het gevolg is van aan hem te wijten kennelijk onbehoorlijk bestuur in de periode van drie jaren, voorafgaande aan het tijdstip van de mededeling. Echter, indien niet tijdig op juiste wijze is gemeld is een bestuurder aansprakelijk, met dien verstande dat wordt vermoed dat de niet-betaling aan hem is te wijten en dat de periode van drie jaren wordt geacht in te gaan op het tijdstip waarop het lichaam in gebreke is. Tot de weerlegging van het vermoeden wordt slechts toegelaten de bestuurder die aannemelijk maakt dat het niet aan hem is te wijten dat het lichaam niet aan zijn verplichting heeft voldaan. Dit tegenbewijs blijkt in de praktijk zeer lastig. Tijdig en correct melden is daarom essentieel! Vanzelfsprekend staan wij u hierin graag bij.
Economische maatregelen met betrekking tot het coronavirus²
Op 12 maart 2020 hebben de ministers Wiebes, Hoekstra en Koolmees een brief naar de Tweede Kamer gestuurd met Economische maatregelen met betrekking tot het coronavirus. Hierin komen onder andere de volgende maatregelen aan de orde:
Bedrijven die getroffen worden door de gevolgen van de uitbraak van het coronavirus kunnen – onder voorwaarden – in aanmerking komen voor de huidige regeling werktijdverkorting.
Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat streeft ernaar om per eind maart te komen met een tijdelijke verruiming van de regeling ‘Borgstelling MKB-kredieten’ (BMKB). Inmiddels heeft staatssecretaris Keijzer laten weten dat de BMKB-regeling is verruimd en al in werking treedt op maandag 16 maart 2020. Met deze regeling kunnen bedrijven sneller het bankkrediet laten verhogen of een overbruggingskrediet krijgen van de bank.
Desgewenst gaan wij samen met u na of u voor deze regelingen in aanmerking komt.
II. Juridische aandachtspunten coronavirus
Het coronavirus heeft een grote impact op de bedrijfsvoering van ondernemingen. Die impact is heel divers. Er zijn ondernemingen die hun deuren tijdelijk hebben moeten sluiten. Andere ondernemingen krijgen hun producten niet toegeleverd of kunnen zelf niet leveren aan afnemers. Ook spelen er allerlei arbeidsrechtelijke problemen. In deze bijdrage gaan we op een aantal juridische onderwerpen in.
We merken op dat de situatie per dag verandert. Dus neem contact met ons op als u juridische en/of fiscale vragen heeft!
Werktijdverkorting
Bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) kan werktijdverkorting (Wtv) aangevraagd worden door bedrijven die als gevolg van het coronavirus tijdelijk onvoldoende werk voorhanden hebben om hun werknemers aan het werk te houden. Werkgevers die aanspraak willen maken op Wtv kunnen een vergunning aanvragen bij het ministerie van SZW.
Wtv houdt in dat werknemers, voor wie tijdelijk geen of minder werk is, wel in dienst blijven van de werkgever, maar over de niet-gewerkte uren een WW-uitkering betaald krijgen.
Die vergunning wordt alleen verleend als:
de bedrijvigheid in de onderneming tot een abnormaal laag niveau is gedaald, in een periode van minimaal 2 tot maximaal 24 weken is minstens 20% minder werk voorhanden als direct gevolg van de bijzondere omstandigheid
de oorzaken ervan niet tot het normale bedrijfsrisico behoren, en
de daling tijdelijk dus niet structureel is.
Het coronavirus wordt gezien als een bijzondere omstandigheid die niet tot het normale bedrijfsrisico behoort. N.B. Het is belangrijk de aanvraag zo correct mogelijk in te dienen. Vooralsnog kan de aanvraag namelijk pas op zijn vroegst na zes weken na deze aanvraag weer worden gewijzigd.
Als de vermindering van bedrijvigheid naar verwachting langer duurt dan 24 weken, zal de werkgever geen vergunning voor Wtv krijgen. Dan zal misschien naar ontslag van werknemers gekeken moeten worden (zie hieronder Bedrijfseconomisch ontslag).
Wtv kan alleen worden aangevraagd voor werknemers voor wie de werkgever een loondoorbetalingsverplichting heeft. Dus Wtv kan niet worden aangevraagd worden voor oproepkrachten met een nulurencontract, uitzendkrachten, zzp’ers, etc.
Aanvragen van Wtv en melding UWV
Een vergunning voor Wtv kan (online) worden aangevraagd bij het ministerie van SZW. Deze vergunning geldt voor een periode van maximaal zes weken. Deze kan een aantal keer worden verlengd, tot maximaal 24 weken.
Als een werkgever van het ministerie van SZW een vergunning heeft gekregen, dan dient de werkgever dit te melden bij het UWV.
Het UWV vergoedt pas achteraf de uren die tijdens de vergunningsperiode niet zijn gewerkt.
De WW-uitkeringen dienen binnen een week na afloop van de (eerste) vergunningsperiode aangevraagd te worden. De werknemers moeten dan wel voldoen aan de eisen van de Werkloosheidswet. Werknemers moeten bijvoorbeeld verzekerd zijn tegen werkloosheid. Medewerkers die de AOW-leeftijd hebben bereikt zijn dat niet meer. Ook moeten werknemers voldoende WW-rechten hebben opgebouwd.
Hoogte WW-uitkering bij werktijdverkorting
De WW-uitkering zal door het UWV pas aan de werkgever worden uitbetaald na afloop van de vergunningsperiode. De hoogte van de WW-uitkering bij Wtv is gelijk aan de normale WW-uitkering: 75% gedurende de eerste 2 maanden en daarna 70% van het laatstverdiende loon, waarbij een maximum geldt ter hoogte van het maximum dagloon. Deze WW-uitkering ontvangt de werkgever.
Werkgevers met een vergunning voor werktijdverkorting hebben officieel geen loondoorbetalingsplicht over de uren die werknemers niet hebben gewerkt. Maar geadviseerd wordt om over de niet gewerkte uren ten minste loon ter hoogte van de WW-uitkering door te betalen. Als werknemers moeten wachten op hun loon of WW-uitkering totdat de werkgever die heeft ontvangen, kan dat leiden tot financiële problemen bij werknemers.
Of werkgevers slechts de WW-uitkering aan hun werknemers hoeven uit te betalen of het volledige loon of een (ander) percentage daarvan, hangt ook af van de geldende cao en/of arbeidsvoorwaarden!
Overige opmerkingen
Voor werknemers geldt na de eerste zes weken WW een sollicitatieplicht.
De pensioenpremies lopen gewoon door. De pensioenopbouw van werknemers met Wtv wordt niet verstoord.
Als de Wtv niet heeft kunnen voorkomen dat de werknemer zijn baan alsnog verliest, dan kan de werknemer na zijn ontslag zelf een WWuitkering aanvragen. Als de werknemer aan de wekeneis voldoet, dan heeft hij recht op 3 maanden WW-uitkering. Voldoet hij ook aan de jareneis, dan kan hij in aanmerking komen voor een verlengde WW-uitkering. De maximale totale duur is 24 maanden. Als de werknemer tijdens de Wtv helemaal niet heeft gewerkt, dan kan de WW in de Wtv-periode van invloed zijn op de duur van de WW-uitkering van de werknemer!
Als een werknemer ziek is op het moment waarop de vergunningsperiode ingaat dan kan de werkgever voor deze werknemer geen aanspraak maken op een WWuitkering. De werkgever moet het loon tijdens ziekte gewoon zelf doorbetalen. Dit is anders als de werknemer tijdens de vergunningsperiode ziek wordt, dan loopt de tijdelijke WW-uitkering voor de werknemer door.
Bedrijfseconomisch ontslag
Een structurele werkvermindering ten gevolge van het coronavirus kan een grond zijn voor ontslag van werknemers op grond van bedrijfseconomische redenen. Een werkgever kan proberen om met werknemers afspraken te maken over beëindiging van het dienstverband in onderling overleg/met wederzijds goedvinden. Echter, als dat niet lukt, dan zal de werkgever aan het UWV moeten vragen om toestemming om de voorgedragen werknemers te ontslaan.
Wij merken op dat het niet zonder risico is een beëindiging van het dienstverband in onderling overleg met werknemers te bespreken. Ons advies is dit overleg pas te starten nadat een (voorlopig) ontslagverzoek bij het UWV is ingediend. Op grond van de wet geldt namelijk een opzegverbod (ontslagverbod) indien een werknemer ziek is. Dit opzegverbod geldt echter niet wanneer er vóór de ziekmelding reeds een verzoek bij het UWV is ingediend. Als het overleg met een werknemer tot een regeling leidt, dan kan de UVW-procedure voor die werknemer worden ingetrokken.
Het bedrijfseconomisch ontslag via het UWV is onderverdeeld in een aantal bedrijfseconomische redenen, bijvoorbeeld een slechte financiële situatie, werkvermindering, staking activiteiten of een gedeeltelijk staking van activiteiten, organisatorische verandering, enz.
De werkgever zal zich daarbij wel gewoon aan de geldende regels voor een bedrijfseconomisch ontslag moeten houden. Dat betekent bijvoorbeeld dat hij rekening moet houden met het afspiegelingsbeginsel (de werkgever is niet vrij om te kiezen wie voor ontslag in aanmerking komt), dat hij moet aantonen dat sprake is van een bedrijfseconomische reden en dat de prognose is dat op korte termijn geen herstel van de situatie zal optreden.
Als de werkgever aan alle criteria heeft voldaan, dan geeft het UWV aan de werkgever toestemming om de voorgedragen werknemers te ontslaan. De werkgever zal dan nog wel de (overgebleven) opzegtermijn in acht moeten nemen. Bovendien zal hij aan de ontslagen werknemers de transitievergoeding moeten betalen. Als een werkgever afscheid moet nemen van meer dan twintig mensen, dan moet hij ook nog met de vakbonden overleggen.
Een werkgever krijgt pas toestemming om een arbeidsovereenkomst op te zeggen als, naast een bedrijfseconomische reden voor het ontslag, herplaatsing in een andere passende functie niet mogelijk is, al dan niet met behulp van scholing.
HR-vragen omtrent corona
De uitbraak van het coronavirus roept veel vragen bij werkgevers op. In deze notitie kunnen wij niet alle vragen beantwoorden. De reden is dat het antwoord op een vraag vaak afhangt van de situatie en de situatie ook steeds wijzigt.
Wij geven een voorbeeld:
Een vraag is bijvoorbeeld of een medewerker in quarantaine door het coronavirus recht heeft op doorbetaling van zijn loon. Als de werknemer ziek is en daarom in quarantaine moet, dan is dit het geval. Maar als de werknemer (nog) niet ziek is, is het niet zo duidelijk. Als een werknemer voor zijn werk op reis is geweest en vanwege die reis uit voorzorg in quarantaine moet, dan zal de werkgever het loon aan deze werknemer moeten doorbetalen. De werknemer is immers tijdens zijn werk aan besmettingsgevaar blootgesteld. Maar als de werknemer vanwege zijn vakantiereis in quarantaine moet, kan een werkgever, die van te voren de werknemer gewaarschuwd heeft niet naar een land met een negatief reisadvies af te reizen, wellicht stellen dat de quarantaine voor rekening van de werknemer moet zijn.
Een andere vraag betreft de werknemer die geen opvang heeft voor zijn kind omdat de school gesloten is. Om opvang te regelen, kan de werknemer een korte tijd (een dag of paar dagen) gebruik maken van calamiteitenverlof. Lukt het de werknemer niet om opvang te regelen dan is het de vraag of de werknemer vakantieverlof moet opnemen of gebruik kan maken van het kortdurend zorgverlof. Als het kind niet ziek is, is het de vraag of ‘zorgverlof‘ opgenomen mag worden. Op dit moment wordt aangenomen van wel. Op grond van een personeelsboek en/of cao kunnen er andere/aanvullende regels gelden. Kortdurend zorgverlof is maximaal twee werkweken per jaar; de werknemer krijgt dan 70% van zijn loon (ondergrens is het minimumloon) doorbetaald.
Als een werknemer langer thuis wil/moet blijven, dan zullen de werkgever en werknemer hierover samen afspraken moeten maken, waaronder bijvoorbeeld het opnemen van onbetaald verlof of het opnemen van vakantiedagen. Dit is echter misschien niet nodig en kunnen de werkgever en werknemer afspraken maken over ander werk (wat thuis gedaan kan worden) of werken op andere uren (als een ander de zorg voor het kind op zich kan nemen).
Zorgplicht
Van groot belang is dat werkgevers alle voorzorgsmaatregelen moeten nemen om besmetting met het coronavirus te voorkomen. Het is de verantwoordelijkheid van een werkgever om zijn medewerkers zo veilig mogelijk te laten werken. Als werknemers door het werk het risico lopen om besmet te raken met het coronavirus, dan is het aan de werkgever om al het mogelijke te doen om besmetting te voorkomen.
Als de werkgever zijn werknemers niet optimaal heeft beschermd tegen besmetting, dan heeft hij niet voldaan aan zijn zorgplicht. Dat kan financiële consequenties hebben als het gaat om de aansprakelijkheid van de werkgever. De werkgever zal in dit geval minimaal de door het RIVM aanbevolen maatregelen moeten naleven om aan zijn zorgplicht te voldoen.
Dit overzicht is samengesteld op basis van informatie die bij PKF Wallast beschikbaar was ten tijde van het opstellen van dit document. Beoogd wordt een impressie te geven van de verschillende maatregelen die landen nemen. Neem voor actuele informatie contact op met de adviseur van PKF Wallast, die u graag in contact brengen met de lokale collega’s van het PKF-netwerk.