Op 24 april 2020 heeft staatssecretaris Vijlbrief aanvullende tijdelijke fiscale maatregelen aangekondigd om zo snel mogelijk hulp te bieden aan ondernemers en hun personeel (zie bijlage kamerbrief). Deze aanvullende maatregelen zorgen voor een verdere versoepeling van de huidige fiscale maatregelen en leiden ook tot het uitstellen van toekomstige regelgeving inzake het excessief lenen bij de eigen vennootschap. De staatssecretaris zal de maatregelen, die nadere wettelijke verankering vragen, zoveel mogelijk in het pakket Belastingplan 2021 opnemen als een apart wetsvoorstel binnen het pakket. Waar nodig zal hij deze maatregelen zo snel mogelijk vooruitlopend op wetgeving in een goedkeurend beleidsbesluit nader uitwerken. De maatregelen die geen wettelijke verankering vragen zal hij eveneens zo spoedig mogelijk nader uitwerken in een beleidsbesluit. Vanzelfsprekend houden wij je op de hoogte van deze ontwikkelingen. De belangrijkste punten uit de brief met aanvullende fiscale maatregelen in verband met covid-19 zijn de volgende. In het bijzonder wijzen wij jou op de (toekomstige) mogelijkheid tot het vormen van een fiscale coronareserve.
I. Maatregelen voor werkgevers
Een verhoging van de vrije ruimte in de werkkostenregeling
Zoals u waarschijnlijk bekend is, kunnen werkgevers via de vrije ruimte van de werkkostenregeling vergoedingen en verstrekkingen aan hun werknemers geven zonder dat deze belast worden. Werkgevers kunnen kort gezegd zelf bepalen óf en waaraan zij de vrije ruimte willen besteden, voor zover dit gebruikelijk is. Hierbij gold voor het jaar 2020 een vrije ruimte van 1,7% voor de eerste € 400.000,- van de loonsom per werkgever en voor het bedrag boven € 400.000 gold een percentage van 1,2%. Deze vrije ruimte zal nu voor het jaar 2020 eenmalig en tijdelijk worden verhoogd tot 3% voor de eerste € 400.000 van de loonsom. Voor het meerdere blijft het percentage 1,2%. Dit biedt mogelijkheden aan werkgevers die daar financieel de ruimte voor hebben, om hun werknemers in deze moeilijke tijd extra tegemoet te komen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een bloemetje, fruit of een cadeaubon.
N.B. Hoewel de vergoedingen en verstrekkingen vanuit de vrije ruimte onbelast zijn, moet een werkgever uiteraard wel kosten maken om deze vergoedingen en verstrekkingen te bekostigen.
II. Maatregelen voor DGA’s
Een verlaging van het gebruikelijk loon bij omzetdaling
Gelet op het verlies aan omzet in sommige sectoren vanwege de coronacrisis, zal de staatssecretaris tijdelijk toestaan dat aanmerkelijkbelanghouders die te maken krijgen met een omzetdaling een lager gebruikelijk loon mogen hanteren dat evenredig is aan de omzetdaling. Hierbij wordt het deel van het jaar in 2020 vergeleken met dezelfde periode in 2019. De uitwerking van de maatregel zal spoedig volgen, maar bekend is inmiddels dat de maatregel en de voorwaarden vergelijkbaar zullen zijn met de regeling die tijdens de kredietcrisis in 2009 is getroffen.
Uitstel van de inwerkingtreding van het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap
In september 2018 heeft het kabinet het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap aangekondigd met een geplande inwerkingtreding per 2022. Invoering van dit voorstel leidt kortgezegd tot het belasten van schulden van een dga aan de eigen vennootschap die hoger zijn dan € 500.000 (exclusief eigenwoningschulden). Dit kan betekenen dat dga’s met een hogere schuld deze in de aanloop naar de inwerkingtreding van de wet willen aflossen tot in ieder geval de vastgestelde € 500.000.
Vanwege de coronacrisis kan dat op dit moment mogelijk lastiger worden. Om dga’s hierin tegemoet te komen zal het kabinet de inwerkingtreding van de wet met één jaar uitstellen. Door de inwerkingtreding met één jaar uit te stellen tot 1 januari 2023 hebben dga’s tot 31 december 2023 (eerste peildatum) om te anticiperen op het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap wordt – met deze wijziging – binnenkort ingediend bij de Tweede Kamer.
III. Maatregelen in de vennootschapsbelasting
De mogelijkheid tot het vormen van een fiscale coronareserve
Toestaan eerdere carry back door vorming coronareserve
Een hele belangrijke aanvullende tegemoetkoming is de mogelijkheid om te verwachten verliezen die worden geleden in 2020 te verrekenen met gemaakte winsten in 2019 voor bedrijven die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting (de carry-back verliesverrekening). Normaliter geldt hiervoor dat de aanslag over het jaar 2019 definitief moet zijn, en kan de verliesverrekening pas plaatsvinden bij het doen van de aangifte vennootschapsbelasting 2020.
Het kabinet wil – evenals de Tweede Kamer – dat bedrijven eerder over deze liquiditeiten van compensabele verliezen kunnen beschikken. Om deze reden wordt het mogelijk om het verwachte verlies over het jaar 2020 dat verband houdt met de coronacrisis als ‘fiscale coronareserve’ ten laste van de winst van 2019 te brengen door een nadere voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2019 aan te vragen. De nadere voorwaarden om aanspraak te maken op deze tegemoetkoming zullen later bekend worden gemaakt.
Hoogte coronareserve
De fiscale coronareserve bedraagt maximaal de fiscale winst over 2019 zonder rekening te houden met deze reserve. Daarnaast mag de fiscale coronareserve niet hoger zijn dan het te verwachten verlies in 2020 als gevolg van de coronacrisis. Het vormen van een fiscale coronareserve betekent een teruggave van de eerder over 2019 betaalde vennootschapsbelasting (en/of een vermindering van de te betalen vennootschapsbelasting 2019). Zoals hiervoor opgemerkt wordt dit geeffectueerd door middel van het aanvragen van een nadere voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2019.
Formele aspecten
Ten behoeve van deze maatregel wordt een wetswijziging voorbereid. Vooruitlopend op dit wetsvoorstel zal de staatssecretaris zo snel mogelijk een beleidsbesluit publiceren waarin hij duidelijk maak wat bedrijven moeten doen en welke voorwaarden gelden om aanspraak te maken op de fiscale coronareserve. Dit betekent dat op dit moment de vorming van een fiscale coronareserve door middel van het aanvragen van een nadere voorlopige aanslag vennootschapsbelasting 2019 nog niet mogelijk is. Het beleidsbesluit zal moeten worden afgewacht!
N.B. De maatregel tot het vormen van een fiscale coronareserve is beperkt tot de vennootschapsbelasting en gaat niet gelden voor de inkomstenbelasting. De staatssecretaris voert hiervoor aan dat voor ondernemers in de inkomstenbelasting de achterwaartse verliesverrekeningstermijn langer is (namelijk drie jaar) en dat zij dus meer mogelijkheden hebben om in een eerder stadium een verlies uit 2020 te kunnen verrekenen. Dat neemt – ons inziens – niet weg dat hiertoe wel eerst de aangifte IB 2020 moet zijn ingediend en er zodoende dus een aanzienlijke – ongewenste – vertraging kan optreden.
IV. Maatregelen voor IB-ondernemer
Versoepeling urencriterium
Ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten, zoals de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve. Een beroep op deze faciliteiten is slechts mogelijk indien aan het zogenoemde urencriterium wordt voldaan. Hiervan is sprake wanneer de ondernemer ten minste 1225 uren per kalenderjaar besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming. De staatssecretaris verwacht dat door het coronavirus dit criterium in 2020 door sommige ondernemers niet kan worden gehaald. Dit zou betekenen dat die ondernemers het recht op bepaalde ondernemersfaciliteiten kunnen verliezen. Dit acht de staatssecretaris onwenselijk en onrechtvaardig. Daarom zal hij zo spoedig mogelijk o.a. regelen dat ondernemers in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 geacht worden ten minste 24 uren per week aan hun onderneming te hebben besteed, ook als ze die gelet op de coronacrisis niet daadwerkelijk hebben besteed.
N.B. Dit is het wekelijkse gemiddelde is van 1225 uur op kalenderjaarbasis.
N.B. Voor seizoengebonden ondernemers is dit niet het geval als de piek van hun werkzaamheden in deze periode valt. Voor deze groep seizoengebonden ondernemers zal de staatssecretaris een aanvullende regeling treffen. Zij worden geacht het aantal uren te hebben besteed in deze periode zoals zij dat ook in andere jaren plegen te doen.
V. Maatregelen particulieren
Fiscale goedkeuringen bij betaalpauze voor hypotheekverplichtingen
Ten slotte kondigt de staatssecretaris aan op korte termijn een beleidsbesluit te publiceren waarin wordt voorzien in enkele goedkeuringen die ertoe strekken dat – onder voorwaarden – een tijdelijk uitstel van het betalen van de aflossing en rente voor de hypotheeklening voor de eigenwoningschuld (een betaalpauze) niet tot ongewenste fiscale gevolgen leidt. Desgewenst lichten wij de goedkeuringen nader aan je toe.
N.B. Het te publiceren beleidsbesluit zal gelden voor belastingplichtigen die zich tussen 12 maart en 30 juni 2020 melden of hebben gemeld bij hun kredietverstrekker en met hun kredietverstrekker een betaalpauze overeenkomen van maximaal zes maanden. Deze betaalpauze moet uiterlijk op 1 juli 2020 ingaan. Onder nader te stellen voorwaarden kan ook voor betaalpauzes die sinds 12 maart al zijn overeengekomen en mogelijk deels al ten uitvoering zijn gebracht in de periode voorafgaande aan publicatie van het besluit gebruik worden gemaakt van de regeling zoals opgenomen in het beleidsbesluit.
N.B. De staatssecretaris gaat na hoe en onder welke voorwaarden de regeling in het beleidsbesluit ook kan gelden voor leningen waarvoor de fiscale aflossingseis geldt en die zijn aangegaan bij een ander dan een aangewezen administratieplichtige zoals een lening bij de eigen bv of een familielid.
N.B. Het is raadzaam om bij een betaalpauze voor hypotheekverplichtingen na te gaan of bijvoorbeeld een opgelegde voorlopige aanslag over 2020 op basis van het eerder geschatte inkomen over 2020 moet worden aangepast. Hiermee kan voorkomen worden dat in 2021 terugbetalingen moeten plaatsvinden.
VI. Maatregelen update beleidsbesluit
Toegevoegde onderwerpen
Op 24 april heeft de staatssecretaris ook het beleidsbesluit van 14 april geactualiseerd. Met het besluit wordt uitvoering gegeven aan de maatregelen als onderdeel van het noodpakket economie en banen in de vorm van concrete goedkeuringen met een aantal nog niet eerder gecommuniceerde goedkeuringen. Ten opzichte van het vorige besluit zijn de volgende onderwerpen toegevoegd (waarbij wij de nummering in het besluit aanhouden):
11. Uitstel van betaling van belastingschulden;
12. Betalingsverzuimboeten;
13.1 Mededelingsplicht bodemrecht
13.2 Verklaring betaalgedrag;
13.3 Melding betalingsonmacht;
13.4 G-rekening.
NB: De eerdere goedkeuringen in het besluit van 14 april 2020 zijn ongewijzigd overgenomen in het nieuwe besluit, dus blijven onverkort van toepassing.
Een aantal van de bovenstaande maatregelen die relevant zijn voor de brede praktijk lichten wij hieronder nader toe. Hierbij houden wij de nummering aan van het besluit. Voor nadere informatie verwijzen wij je naar bijgaand beleidsbesluit.
Ad 11. Uitstel van betaling van belastingschulden
De staatssecretaris geeft een aantal goedkeuringen voor het ‘bijzonder uitstel’ van betaling.
Uitstel gedurende drie maanden
De staatssecretaris keurt goed dat de ontvanger na ontvangst van een verzoek om uitstel van betaling dat is ingediend op of na 12 maart 2020, gedurende drie maanden geen invorderingsmaatregelen treft. Het verzoek om uitstel wordt geacht een verzoek om uitstel van betaling te zijn van alle openstaande en nog op te leggen belastingaanslagen die zien op de loonheffingen, omzetbelasting, inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, vennootschapsbelasting, kansspelbelasting, assurantiebelasting, verhuurderheffing, milieubelastingen (energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE), kolenbelasting, afvalstoffenbelasting, belasting op leidingwater), accijnzen en verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Deze goedkeuring geldt niet voor de omzetbelasting, de accijnzen, de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en de kolenbelasting voor zover deze belastingen worden geheven met toepassing van de douanewetgeving ter zake van de invoer. N.B. Ook de dividendbelasting valt niet onder de uitstelregeling.
De staatssecretaris geeft expliciet aan dat het uitstel kan worden geweigerd, dan wel dat het verleende uitstel kan worden ingetrokken. Dit is het geval indien de belangen van de Staat zich hiertegen verzetten. Dit is onder meer het geval als de ontvanger vreest voor misbruik van de situatie waardoor verhaalsmogelijkheden in gevaar komen. Een verdere uitleg van ‘indien de belangen van de Staat zich hiertegen verzetten’ ontbreekt, maar vooralsnog lijkt het redelijk ervan uit te gaan dat bonafide situaties hierdoor niet geraakt worden.
Uitstel langer dan drie maanden
Bij uitstel langer dan drie maanden, verzocht in eerste instantie, dan wel in de periode van 3 maanden van een eerder verzoek (zoals hierboven genoemd), gelden vijf aanvullende voorwaarden.
a) De bestaande betalingsproblemen maken langer uitstel noodzakelijk.
b) Deze betalingsproblemen zijn hoofdzakelijk door de coronacrisis ontstaan. (Hoofdzakelijk wordt in de fiscaliteit normaliter uitgelegd als groter dan of gelijk aan 70%.)
c) Er is voor de belastingschuld waarvoor het uitstel wordt gevraagd voldaan aan de aangifteplicht.
d) Het gevraagde uitstel heeft betrekking op een of meer belastingen die ook kwalificeren voor het uitstel gedurende drie maanden (zie hierboven).
e) Als de totale belastingschuld ten tijde van ontvangst van het verzoek om uitstel € 20.000 of meer bedraagt is een verklaring van een derde-deskundige vereist.
De verklaring van de derde deskundige wordt door de Belastingdienst geaccepteerd als:
(i) aannemelijk wordt gemaakt dat sprake is van werkelijke betalingsproblemen op het moment van het verzoek om uitstel of naar verwachting op korte termijn* daarna;
(ii) aannemelijk wordt gemaakt dat de betalingsproblemen hoofdzakelijk door de coronacrisis zijn ontstaan; en
(iii) een volgens de derde-deskundige plausibele liquiditeitsprognose wordt toegevoegd.
* Korte termijn wordt door de staatssecretaris toegelicht als de periode waarin de actuele beperkingen van het kabinet ten aanzien van de betreffende ondernemer gelden, zoals de sluiting van de horeca, sportaccommodaties en kinderopvang tot en met 28 april en het verbod op evenementen tot 1 juni.
=> Wij menen dat de staatssecretaris hier abusievelijk nog uitgaat van de oude maatregelen. Op 21 april heeft het kabinet immers besloten dat de meeste maatregelen in principe tot en met 19 mei 2020 van kracht zijn. Het primair onderwijs en de kinderopvang openen weer op 11 mei 2020. Het verbod op evenementen blijft gehandhaafd tot 1 september 2020. https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/coronavirus-covid-19/openbaar-en-dagelijks-leven/aanpak/veranderingen-na-28-april-2020
N.B. In de toelichting bij de verklaring geeft de derde-deskundige aan welke documenten of gegevens door de ondernemer zijn verstrekt. Zo nodig licht hij dit nader toe. Niet vereist is dat de derde-deskundige een zogenoemde assuranceverklaring geeft dat de ondernemer voldoet aan de voorwaarden.
N.B. Verleend uitstel van betaling op grond van dit onderdeel heeft een tijdelijk karakter en zal worden ingetrokken zodra de omstandigheden dit mogelijk maken. Dit kan het geval zijn als het kabinet de beperkingen opheft ten aanzien van de branche waarin de ondernemer verkeert. Bijvoorbeeld in geval van een horecaonderneming; als de horeca weer open mag. Gedurende het uitstel kan de ontvanger om tussentijdse aflossingen vragen als de liquiditeitspositie van de ondernemer dat toelaat. Alvorens het uitstel in te trekken stelt de ontvanger de ondernemer in de gelegenheid om een passende betalingsregeling af te sluiten, die niet gebonden is aan een maximumtermijn of aan andere eisen die in het reguliere uitstelbeleid worden gesteld.
Samenloop uitstel en verrekening
Wanneer eerder uitstel op grond van bestaand beleid is verleend, dan wel dat verzocht is om een andere vorm van uitstel, vormt dat geen belemmering voor het toekennen van bijzonder uitstel van betaling. Daarnaast zullen geen belastingschulden waarvoor uitstel is verleend worden verrekend met belastingteruggaven gedurende de periode van uitstel. Dit is o.a. anders indien de belangen van de Staat worden geschaad. Voorts geldt de tegemoetkoming van het achterwege blijven van verrekening niet bij de verrekening van rechten bij invoer.
Ad 12. Betalingsverzuimboeten
Verzuimboeten voor betalingsverzuimen begaan in de periode van 12 maart t/m het eindigen van het uitstel van betaling, worden geacht niet te zijn opgelegd en worden door de ontvanger ambtshalve vernietigd. N.B. Dit is het geval voor alle belastingmiddelen waarvoor de tijdelijke bijzondere uitstelregeling van het besluit geldt.
Ad 13.3. Melding betalingsonmacht
Wanneer op grond van het beleidsbesluit uitstel van betaling is verzocht betrekking hebbende op aangiftetijdvakken die eindigen na 1 februari 2020, wordt het verzoek tevens als tijdige melding van betalingsonmacht aangemerkt.
N.B. De melding wordt echter niet rechtsgeldig geacht wanneer achteraf blijkt dat de betalingsonmacht niet hoofdzakelijk verband houdt met de gevolgen van de coronacrisis. => In die situatie moet dus tijdig (binnen twee weken nadat de belasting betaald had moeten worden) en rechtsgeldig worden gemeld.
Ad 13.4. G-rekening.
Het saldo van de g-rekening dat overeenkomt met de verschuldigde loonheffing en omzetbelasting waarvoor op grond van het beleidsbesluit uitstel van betaling is verleend dan wel de invordering is opgeschort op grond van een ingediend verzoek om uitstel van betaling, kan op verzoek worden gedeblokkeerd door de ontvanger. De verruiming kan worden beperkt in situaties van misbruik of oneigenlijk gebruik.
Bijlage:
Kamerbrief over aanvullende fiscale maatregelen in verband met coronacrisis
Staatscourant Nr. 23814: Fiscale tegemoetkomingen naar aanleiding van de coronacrisis; (Besluit
noodmaatregelen coronacrisis)