De enkele omstandigheid dat een btw-ondernemer een woning laat bouwen met zonnepanelen, brengt niet automatisch met zich dat de ondernemer alle btw op de woning kan aftrekken..
Een samenwerkingsverband van twee levenspartners koopt in 2015 een perceel bouwgrond en laat daarop een woonhuis bouwen. Op het dak van het woonhuis laat deze btw-ondernemer zonnepanelen installeren. De ingebruikname van het woonhuis vindt plaats op 1 september 2016. Dit gebruik bestaat voor het grootste deel uit gezamenlijke bewoning door de levenspartners. Het samenwerkingsverband verhuurt een werkkamer in het woonhuis aan een bv. Een van de levenspartners is de dga van deze bv. Het samenwerkingsverband en de bv opteren voor belaste verhuur. Volgens het samenwerkingsverband is alle voorbelasting ter zake van de aanschaf van het perceel en de bouw van het woonhuis aftrekbaar. Zowel de Belastingdienst als Hof Arnhem-Leeuwarden is het op dit punt oneens met het samenwerkingsverband.
De btw-ondernemer gaat vervolgens in cassatie. Maar de Hoge Raad onderschrijft het hofoordeel dat het samenwerkingsverband de kosten voor het perceel en het woonhuis sowieso had gemaakt. Dus zelfs zonder de aanschaf van zonnepanelen. In die situatie valt niet te zeggen dat deze uitgaven zijn gemaakt voor het tegen vergoeding leveren van opgewekte zonne-energie. Verder heeft het hof opgemerkt dat geen rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de verwerving van het perceel en de bouw van het woonhuis en de levering van energie. De Hoge Raad bevestigt de juistheid van dit hofoordeel en verklaart het cassatieberoep ongegrond.
Bron: Hoge Raad 16-07-2021, (ECLI:NL:HR:2021:1158)