Per 1 januari 2019 wordt de btw-sportvrijstelling verruimd. Meer diensten zullen onder de vrijstelling vallen. Daar tegenover staat wel dat ook het recht op vooraftrek van btw vervalt. Voor gemeenten en sportinstellingen subsidies komen beschikbaar.
De verruiming van de sportvrijstelling was noodzakelijk na een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Volgens dit Hof paste Nederland de sportvrijstelling te beperkt toe. Het wetsvoorstel voor verruiming van de vrijstelling ligt nu nog bij de Eerste Kamer. De bedoeling is dat de regeling per 1 januari in werking treedt. De sportvrijstelling geldt dan niet alleen meer voor diensten die de sportinstelling verricht aan haar leden maar ook aan niet-leden. Instellingen die geen winst beogen en een sportaccommodatie ter beschikking stellen die onontbeerlijk is voor de sportbeoefening, gaan hiervoor onder de sportvrijstelling vallen. De definitie van het begrip ‘winst beogen’ wordt aangepast, zodat niet-commerciële instellingen onder de vrijstelling vallen. Het niet beogen van winst is niet langer meer verbonden aan een activiteit als zodanig maar aan de instelling als geheel.
Ondernemers die voldoen aan de wettelijke voorwaarden zijn verplicht om de sportvrijstelling toe te passen.
Sportorganisaties kunnen vanaf 2 januari 2019 subsidie aanvragen. De subsidie kan zowel voor meerjareninvesteringen worden aangevraagd als voor (eenmalig) onderhoud.
Stichtingen die alleen fondsen werven om daarmee een sportinstelling financieel te ondersteunen, vallen niet onder de sportvrijstelling of een andere vrijstelling.
Bij de wijziging van de sportvrijstelling is voorzien in overgangsrecht. Door dit overgangsrecht kan de sportstichting de btw in aftrek brengen die is begrepen in deze laatste termijnen die in 2019 verschuldigd zijn.
Bron: Vragen en antwoorden over de wijziging van de btw-sportvrijstelling, 7-12-2018