De voorbelasting op de kosten van het minen van bitcoins kan aftrekbaar zijn als de afnemer buiten de EU is gevestigd. Maar hoe moet de ondernemer de vestigingsplaats van zijn afnemer aannemelijk maken? Daarover heeft Rechtbank Den Haag prejudiciële vragen aan de Hoge Raad gesteld.
Een VOF neemt deel aan een samenwerkingsverband (pool) om zo bezig te kunnen zijn met mining-activiteiten met betrekking tot bitcoins. Zij stelt computerrekenkracht ter beschikking voor deze activiteiten. Daarom heeft de VOF computer- en koelapparatuur moeten aanschaffen en elektriciteitskosten moeten maken. Over deze kosten is btw gefactureerd. De mining-activiteiten leveren de VOF twee soorten vergoedingen op. Als de pool als eerste een nieuw blok in de blockchain realiseert, krijgen de desbetreffende deelnemers waaronder de VOF een deel van de zogeheten blockreward. Daarnaast ontvangt de VOF een vergoeding voor het verifiëren en authentiseren van transacties (de transaction-fee).
Tussen de VOF en de Belastingdienst ontstaat een verschil van mening over de btw-gevolgen van de bitcoinmining. De VOF wil 98% van de voorbelasting aftrekken, maar de inspecteur gaat niet akkoord. Wanneer de VOF in beroep gaat, oordeelt de rechtbank dat zij in beginsel belaste prestaties verricht. Maar het minen van bitcoins valt onder de btw-vrijstelling voor kredietverlening en -bemiddeling. Toch kan een ondernemer de voorbelasting in verband met zulke prestaties aftrekken als:
-
de ontvanger van de prestatie buiten de EU is gevestigd of
-
wanneer de handelingen rechtstreeks samenhangen met goederen die bestemd zijn voor uitvoer uit de EU.
Het is voor de VOF echter zeer lastig om te bewijzen dat haar afnemers buiten de EU zijn gevestigd. Zelfs de inspecteur erkent dat. De VOF kan alleen verwijzen naar statistische gegevens waaruit blijkt dat 98% van de handel in bitcoins buiten de EU plaatsvindt. De Belastingdienst werpt tegen dat bitcoins minen iets anders is dan handelen in bitcoins. Ook de rechtbank maakt dit onderscheid en stelt daarom de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad:
-
Mag in geval van ernstige en reële bewijsnood de ondernemer de vestigingsplaats van zijn afnemer onderbouwen met een vermoeden of met algemene statistische gegevens?
-
Bij een bevestigend antwoord op de eerste vraag, mag een bitcoin miner ook de algemene statistische gegevens over de handel in bitcoin gebruiken voor het onderbouwen van de vestigingsplaats van zijn afnemers?
Bron: Rechtbank Den Haag 15-07-2020, nr. 18/8226 (ECLI:NL:RBDHA:2020:7543)