Vorming van een voorziening voor aan een werknemer in de toekomst te betalen transitievergoeding vanwege ontslag van een werknemer is mogelijk als is voldaan aan de voorwaarden uit het Baksteenarrest.
Een ondernemer zet een voorziening ‘Transitievergoeding’ op zijn balans per 31 december 2014. Volgens de ondernemer brengt de huidige maatschappelijke ontwikkeling met zich dat werknemers niet meer hun hele leven lang bij dezelfde werkgever blijven werken. Er moet daarom rekening mee worden gehouden dat bepaalde werknemers de werkgever vroegtijdig zullen verlaten. In geschil bij Rechtbank Noord-Nederland is of de werkgever hiervoor terecht een voorziening heeft gevormd.
De rechtbank verwijst voor de voorwaarden om een voorziening te vormen naar het Baksteenarrest. Die voorwaarden zijn:
- Uitgaven moeten hun oorsprong vinden in feiten en omstandigheden, die zich in de periode voorafgaande aan de balansdatum hebben voorgedaan.
- Zij moeten ook toerekenbaar zijn aan die periode, en
- Voor die toekomstige uitgaven moet een redelijke mate van zekerheid bestaan dat die uitgaven zich ook zullen voordoen.
Tijdens de zitting heeft de werkgever echter verklaard dat op 31 december 2014 geen redelijke mate van zekerheid heeft bestaan dat bepaalde werknemers eiser als werkgever onvrijwillig moeten verlaten. De rechtbank oordeelt dat niet is voldaan aan de derde voorwaarde uit het Baksteenarrest en de ondernemer de voorziening ‘Transitievergoeding’ ten onrechte heeft gevormd.
Bron: Rb. Noord-Nederland 02-04-2019; HR 26-08-1998 (Baksteen-arrest)