Valt zowel het investeringsbedrag van de ondernemer binnen de onderneming als het bedrag van de samengetelde investeringen in het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen binnen de bandbreedte van de derde rij van de KIA-tabel? Dan volgt uit de wettekst en wetsgeschiedenis geen andere conclusie dan dat de ondernemer recht heeft op de maximale KIA.
Een dierenarts heeft samen met nog vijf andere dierenartsen een maatschap. Tot het ondernemingsvermogen van de dierenarts behoort zijn aandeel in de maatschap en als buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen een auto. In 2013 investeert de maatschap in bedrijfsmiddelen voor € 40.517, daarnaast schaft de dierenarts, buitenvennootschappelijk, de auto aan voor € 56.515. In geschil bij de Hoge Raad is de wijze van berekening van de KIA voor de dierenarts. De inspecteur is van mening dat voor de dierenarts de KIA op de volgende manier moet worden bepaald. Investeringsbedrag voor de dierenarts is 1/6e van € 40.517 plus € 56.515 = € 63.268. Het totaal van de investeringen in maatschapsverband en buitenvennootschappelijk vermogen = € 97.032. Volgens de inspecteur is de KIA voor de dierenarts 63.268/97.032 x € 15.470 = € 10.085. Het hof heeft de berekening door de inspecteur verworpen en heeft bepaald dat de dierenarts recht heeft op een KIA van € 15.470. De Hoge Raad bevestigt de zienswijze van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat in de situatie waarin het investeringsbedrag binnen de onderneming van de dierenarts en de investeringen binnen die onderneming en in het buitenvennootschappelijk ondernemingsvermogen binnen de bandbreedte blijft van de derde rij van de KIA-tabel, de dierenarts de maximale KIA krijgt. Noch de wettekst noch een uit de wetsgeschiedenis blijkende bedoeling van de wetgever leidt tot een andere lezing dan dat de dierenarts recht heeft op een KIA van € 15.470.
Bron: Hoge Raad 24-05-2019