Twijfel over de identiteit

28 maart 2020

Hoewel er veel aanwijzingen zijn dat een belastingplichtige inkomsten heeft genoten uit persoonsgebonden budgetten, slaagt de inspecteur er niet in aan te tonen dat de inkomsten ook daadwerkelijk door belastingplichtige zijn genoten.

Een belastingplichtige heeft over de jaren 2011, 2012 en 2014 aangifte IB/PVV ingediend. Zij heeft daarin haar bijstandsuitkering aangegeven. In 2016 heeft de Belastingdienst haar gemeld voornemens te zijn af te wijken van de aangiften in verband met inkomsten uit een persoonsgebonden budget. Zij heeft de Belastingdienst gemeld dat zij die inkomsten niet heeft genoten en zij heeft bij de politie gemeld dat er sprake was van identiteitsfraude. Na correspondentie over en weer heeft zij voor 2014 aangifte IB/PVV gedaan van overige inkomsten ad € 18.100. Over 2015 heeft zij aangifte IB/PVV gedaan van alleen het bedrag van haar bijstandsuitkering. Tijdens een hoorgesprek in verband met haar bezwaren tegen de navorderingsaanslagen over 2011, 2012 en 2014 heeft zij met de inspecteur afgesproken dat zij aangifte zou doen bij de politie van identiteitsfraude, hetgeen zij in juli 2017 ook heeft gedaan. In geschil voor de rechtbank is of de navorderingsaanslagen IB/PVV over 2011, 2012, 2014 en 2015 terecht zijn opgelegd. De belastingplichtige ontkent dat zij werkzaam is geweest als zorgverlener en dat zij daarvoor bedragen heeft ontvangen. Zij meent dat iemand anders zich voor haar moet hebben uitgegeven. De rechtbank overweegt dat de last om aannemelijk te maken of de navorderingsaanslagen niet ten onrechte aan de belastingplichtige zijn opgelegd bij de inspecteur ligt. De inspecteur heeft ter onderbouwing van zijn standpunt onder meer het volgende aangevoerd. De SVB heeft de inkomsten van de belastingplichtige aan de hand van de door de budgethouders overgelegde verantwoordingen van hun budgetten aan de inspecteur doorgegeven. Er zijn verklaringen van erven van budgethouders over de werkzaamheden van de belastingplichtige. Zij heeft met een bedrijf een factuurovereenkomst gesloten. De handtekening op deze overeenkomst komt overeen met de handtekening op een kopie van het legitimatiebewijs van de belastingplichtige. Zij staat ingeschreven in het Handelsregister van de KvK met als beroep het verlenen van zorg. Op de jaaroverzichten van het factuurbedrijf staat dat de bedragen op verzoek van de belastingplichtige zijn overgemaakt op een bankrekening van iemand die niet in Nederland woonde. Bovendien heeft de belastingplichtige over 2013 en 2014 een VAR-wuo getoond.

 

De rechtbank oordeelt dat het dossier van de inspecteur veel aanwijzingen bevat, die zowel passen bij een scenario waarin de belastingplichtige als zorgverlener werkzaam is geweest, als bij een scenario waarin er sprake is van identiteitsfraude. Zo heeft de inspecteur geen onderzoek gedaan naar de authenticiteit van de handtekeningen. Hij heeft ook geen contact gezocht met het facturatiebedrijf. Het kopie van het identiteitsbewijs is van november 2015, terwijl de facturatieovereenkomst uit 2011 stamt en nooit is vernieuwd. Waarschijnlijk is de kopie destijds in het dossier van de Belastingdienst terecht gekomen tijdens een bezoek van de belastingplichtige na de aankondiging van afwijking van de aangiften. De verklaringen van de erven van budgethouders bestaan uit één pagina voorgedrukte tekst, waarop alleen de initialen en achternaam van de belastingplichtige als identificerende gegevens staan vermeld en niet valt af te leiden of er gebruik is gemaakt van een foto van belastingplichtige ter identificatie. Niet zeker is of belastingplichtige zelf de VAR-wuo heeft aangevraagd, want de inspecteur heeft zelf geen kopieën van de toegekende VAR. Bovendien verschilt het BSN op de VAR met dat van belastingplichtige, waardoor er sprake kan zijn van een vervalsing. De inschrijving bij de KvK in 2015 is volgens de belastingplichtige op aanraden van een klantmanager geweest. Op deze manier kon zij koffie en thee rondbrengen in een verpleeghuis. Bovendien heeft de inspecteur geen onderzoek gedaan naar de relatie tussen de belastingplichtige en degene naar wie de betalingen werden overgemaakt. Kortom, de inspecteur is niet in zijn bewijslast is geslaagd, omdat er bij de aanwijzingen waarop hij zich beroept vele kanttekeningen kunnen worden geplaatst. De rechtbank verklaart het beroep gegrond.

 

Bron: Rb. Noord-Holland 31-01-2020, nr. AWB – 18_2785 (ECLI:NL:RBNHO:2020:687)

Amsterdam

Mercuriusplein 1
2132 HA Hoofddorp

Postadres
Postbus 74681
1070 BR Amsterdam

020 653 18 12

Amsterdam@pkfwallast.nl

Rotterdam

Schaardijk 372
2909 LA Capelle aan den IJssel

Postadres
Postbus 84030
3009 CA Rotterdam

010 450 40 20

Rotterdam@pkfwallast.nl

Delft

Delftechpark 40
2628 XH Delft

Postadres
Postbus 332
2600 AH Delft

015 261 31 21

Delft@pkfwallast.nl

Woerden

Pompmolenlaan 9
3447 GK Woerden

Postadres
Postbus 533
3440 AM Woerden

0348 416 262

Woerden@pkfwallast.nl

Alphen aan den rijn

Europaplein 10F
2408 GX Alphen aan den Rijn

Postadres
Postbus 533
3440 AM Woerden

0172 748 218

AlphenaandenRijn@pkfwallast.nl