Rechtsgeldig minimum van 4% voor rekenrente pensioen

3 augustus 2020

Hof Amsterdam bevestigt dat de Belastingdienst lichamen mag verplichten om de fiscale waarde van een pensioenverplichting te waarderen tegen een rekenrente van minimaal 4%. Dit oordeel is van belang voor bv’s met geschillen met de inspecteur over de jaren vóór de afschaffing van het pensioen in eigen beheer.

Een bv vormt samen met een pensioen-bv een fiscale eenheid (FE) voor de vennootschapsbelasting. De pensioen-bv heeft een pensioenverplichting tegenover de dga van de FE en zijn echtgenote. Op 1 januari 2014 gaat de verplichting tot de uitkering in. Vervolgens ontstaat een geschil met de fiscus over de waardering van de pensioenverplichting op 31 december 2014. Volgens de Wet IB 2001 moet men een rekenrente hanteren van 4%. Lichamen mogen de verplichting bovendien niet hoger waarderen dan volgens een stelsel dat correspondeert met een methode die verzekeraars vaak als uitgangspunt nemen. Deze laatste bepaling is overigens niet meer van toepassing sinds de afschaffing van het pensioen in eigen beheer in 2017. Bij een rekenrente van 4% bedraagt de pensioenverplichting € 1.583.570. Maar de bv wil uitgaan van de commerciële waarde. Zij past dan een rekenrente toe van 2,288% en komt dan uit op een verplichting van € 2.193.001.

 

Wetgever gaat voor duidelijkheid

 

Voor Hof Amsterdam neemt de bv het standpunt in dat de wetgever de discontofactor van 4% had moeten wijzigen. Dit minimum is volgens de bv een onevenredig zware maatregel. De rekenrente volgens actuariële maatstaven is namelijk lager. Het hof constateert dat de wetgever rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat de marktrente minder dan 4% is. Dit heeft hem er echter niet van weerhouden om toch een minimum van 4% in te voeren. De wetgever wilde namelijk op dit punt duidelijkheid verschaffen. Volgens het hof bestaat tussen het doel en het middel een ‘fair balance’. Bovendien had deze rekenmethode in sommige jaren juist gunstig voor de bv kunnen uitpakken. Het hof meent daarom dat voor de bv geen sprake is van een individuele en buitensporige last. De rechter verklaart daarom het beroep van de bv ongegrond.

 

Bron: Gerechtshof Amsterdam 07-07-2020 (publicatie 29-07 2020), ECLI:NL:GHAMS:2020:1923, 19/00060)

Amsterdam

Mercuriusplein 1
2132 HA Hoofddorp

Postadres
Postbus 74681
1070 BR Amsterdam

020 653 18 12

Amsterdam@pkfwallast.nl

Rotterdam

Schaardijk 372
2909 LA Capelle aan den IJssel

Postadres
Postbus 84030
3009 CA Rotterdam

010 450 40 20

Rotterdam@pkfwallast.nl

Delft

Delftechpark 40
2628 XH Delft

Postadres
Postbus 332
2600 AH Delft

015 261 31 21

Delft@pkfwallast.nl

Woerden

Pompmolenlaan 9
3447 GK Woerden

Postadres
Postbus 533
3440 AM Woerden

0348 416 262

Woerden@pkfwallast.nl

Alphen aan den rijn

Europaplein 10F
2408 GX Alphen aan den Rijn

Postadres
Postbus 533
3440 AM Woerden

0172 748 218

AlphenaandenRijn@pkfwallast.nl

© PKF Wallast is a member of PKF Global, the network of member firms of PKF International Limited, each of which is a separate and independent legal entity and does not accept any responsibility or liability for the actions or inactions of any individual member or correspondent firm(s).  “PKF" and the PKF logo are registered trademarks used by PKF International Limited and member firms of the PKF Global Network. They may not be used by anyone other than a duly licensed member firm of the Network.