Doen twee echtgenoten een periodieke schenking die afhankelijk is van het leven van de langstlevende echtgenoot? En willen zij dat de giftendrempel achterwege blijft? Dan moet het overlijdenrisico minstens 1% zijn. Hof Den Bosch bevestigt deze voorwaarde.
Een man richt op 18 mei 2004 een stichting op. Het doel van die stichting is het verlenen van hulp aan minder bedeelden. De man is tevens de voorzitter van het bestuur van de stichting. De stichting verkrijgt per 1 januari 2008 de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI). Bij notariële akte van 22 december 2011 verplichten de man en zijn echtgenote zich om gedurende vijf jaar jaarlijks aan de stichting een schenking te doen van € 50.000. Zij nemen daarbij als voorwaarde op dat de schenkingsverplichting komt de vervallen wanneer de langstlevende echtgenoot voor het verstrijken van de vijfjaarstermijn overlijdt. Het echtpaar moet de jaarlijkse termijnen uiterlijk op 31 december voldoen, te beginnen in 2011. De echtgenoten menen dat hier sprake is van een periodieke gift, terwijl de inspecteur stelt dat het om een gewone gift gaat.
De Belastingdienst redeneert als volgt. Een uitkering moet onderdeel (kunnen) zijn van een reeks van uitkeringen om mogelijk te kwalificeren als periodieke uitkering. Verder moet een periodieke uitkering afhankelijk zijn van een onzekere toekomstige gebeurtenis. Zo’n gebeurtenis is pas bij een overlijdensrisico van 1% gedurende de looptijd van de uitkeringen onzeker genoeg. Tenminste, als de uitkering pas voortijdig eindigt als beide echtgenoten overlijden. De inspecteur berekent de sterftekans van de echtgenoten gedurende de duur van de schenkingsverplichting echter op 0,03%.
De echtgenoten wijzen in een beroepsprocedure erop dat in de praktijk een toetsing van de sterftekans achterwege blijft bij periodieke giften die afhankelijk zijn van één leven. Daardoor zouden zij ongelijk worden behandeld. Maar Hof Den Bosch oordeelt dat de situatie waarbij een periodieke gift afhankelijk is van het leven van één persoon verschilt van de situatie waarbij de periodieke gift afhankelijk is van het leven van twee of meer personen. Het echtpaar wijst verder op de onzekerheid vanwege het mogelijk vervallen van de ANBI-status van de stichting. Maar het hof vindt dat dit risico onvoldoende buiten de invloedssfeer van de man ligt. Deze onzekerheid is ook nog eens lastig meetbaar. Het hof oordeelt daarom dat de schenking geen periodieke gift, maar een gewone gift is.
Bron: Hof Den Bosch 31-12-2020 (gepubl. 05-02-2021) (ECLI:NL:GHSHE:2020:4059)