Omdat een belastingplichtige in redelijkheid niet meer aan bankgegevens kan komen, had de Belastingdienst volgens Rechtbank Noord-Holland deze gegevens niet per informatiebeschikking mogen opvragen. De informatiebeschikking werd daarom door de rechter vernietigd.
Een man kreeg op 16 augustus 2016 te horen dat zijn naam was genoemd in de Panama Papers. Hij verklaarde dat dit kwam doordat hij van eind 2005 tot begin 2008 directeur en aandeelhouder was geweest van een Limited (Ltd) die was opgericht naar het recht van de Britse Maagdeneilanden. De reden om deze Ltd te laten oprichten, was om zijn advieswerkzaamheden in China via de bankrekening van de Ltd te doen lopen. Hij stelde dat hij uiteindelijk maar één keer in China had gewerkt. Dit had zijn Ltd ongeveer € 25.000 opgeleverd. Verder stelde hij dat hij zijn stukken met betrekking tot de Ltd inmiddels had weggegooid. Hij had wel zijn contacten aangesproken om de aanvullende informatie van de Ltd aan te vragen. Voor deze contacten was de bewaarplicht echter maar vijf jaar, zodat zij evenmin over de gevraagde informatie beschikten. Uiteindelijk kon de man alleen maar met de oprichtingsakte komen. De inspecteur nam daar geen genoegen mee en legde een informatiebeschikking op.
De man gaat in beroep tegen de informatiebeschikking. Hij toont de mailwisseling met zijn contactpersonen om duidelijk te maken dat hij zich heeft ingespannen om de opgevraagde gegevens te verkrijgen. Ook liet hij een e-mail zien van zijn bank dat deze de transactieoverzichten maar zeven jaar bewaarde. Rechtbank Noord-Holland is daardoor ervan overtuigd dat de man zich voldoende heeft ingespannen om aan de gevraagde gegevens te komen. Door de beperkte bewaartermijn van de buitenlandse bank zijn de gegevens niet meer op te vragen. De rechtbank ziet hierin voldoende redenen om de informatiebeschikking te vernietigen.
Bron: Rb. Noord-Holland 5-11-2019 (publ. 16-12-2019), AWB 18/5324 (ECLI:NL:RBNHO:2019:9134)