Als iemand de Belastingdienst verzoekt een aanslag op te leggen en de Belastingdienst verwerkt dit door een systeemfout als verzoek om een nihilaanslag, dan kan de Belastingdienst geen belastingrente meer berekenen bij de definitieve aanslag.
Een ondernemer heeft op 31 januari 2015 een voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet ontvangen naar een bijdrage-inkomen van € 51.789. Een jaar later heeft de ondernemer opnieuw een verzoek voor het opleggen van een voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw ingediend op basis van een bijdrage-inkomen van € 51.976. Bij de verwerking van dit verzoek door de Belastingdienst is iets fout gegaan. In het computersysteem is, in afwijking van het verzoek van de ondernemer, een kruisje geplaatst achter de zinsnede ‘loon hoger dan maximum bijdrage-inkomen Zvw’. Hierdoor heeft de ondernemer een voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw over 2015 van nihil ontvangen. Na het indienen van de aangifte 2016 heeft de ondernemer een aanslag ontvangen en hij heeft daarbij € 56 belastingrente in rekening gebracht gekregen. In geschil bij Hof Arnhem-Leeuwarden is of de belastingrente terecht in rekening is gebracht. Dat in de computersystemen van de Belastingdienst een kruisje staat achter de zinsnede ‘loon hoger dan maximum bijdrage-inkomen Zvw’ is volgens het hof een omstandigheid die voor rekening van de inspecteur moet komen. De door de ondernemer zelf uitgedraaide en overgelegde kopie vermeldt in het geheel geen loon, maar wel het juiste bijdrage-inkomen. Ook op de computeruitdraai van de Belastingdienst zelf staat het juiste bijdrage-inkomen vermeld. Het hof vindt het onwaarschijnlijk dat de ondernemer zelf heeft verzocht om een nadere voorlopige aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw van nihil. Vandaar dat het in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel om toch belastingrente in rekening te brengen bij het opleggen van de aanslag waarbij een fout wordt hersteld die voor rekening van de Belastingdienst komt.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 07-11-2018, nr. 18/00159 (gepubl. 09-11-2018) (ECLI:NL:GHARL:2018:9735)