De Belastingdienst mag een navorderingsaanslag opleggen als de aanslag te laag is opgelegd door een fout en dit redelijkerwijs kenbaar is. Wanneer de te weinig geheven belasting ten minste 30% bedraagt van de werkelijk verschuldigde belasting wordt vermoed dat de wetenschap van een kenbare fout in ieder geval aanwezig is.
In 2011 is de echtscheiding uitgesproken tussen een man en een vrouw en de man moet op grond daarvan zijn ex-echtgenote alimentatie betalen. De man is het niet eens met de alimentatie die hij moet betalen en start daarom een procedure om de betaalde alimentatie terug te vorderen van zijn ex-echtgenote. In zijn aangifte inkomstenbelasting wil de man de kosten voor het terugvorderen van de alimentatie in aftrek brengen. Voor de zekerheid heeft hij de inspecteur gevraagd of deze kosten aftrekbaar zijn. De inspecteur heeft in een brief geschreven dat de kosten niet aftrekbaar zijn. Desondanks brengt de man de kosten in aftrek op zijn inkomen in zijn aangiften inkomstenbelasting 2012 en 2013. De inspecteur heeft de aangiften in eerste instantie gevolgd, maar legde naderhand toch navorderingsaanslagen op. Bij de Hoge Raad is in geschil of sprake is van een kenbare fout en de Belastingdienst tot navordering mag overgaan. De Hoge Raad geeft aan dat de inspecteur in zijn hiervoor genoemde brief de redenen heeft vermeld waarom de kosten voor het terugvorderen van de alimentatie niet aftrekbaar zijn. Vervolgens zijn de aanslagen geautomatiseerd opgelegd. Daarbij zijn de aangiften gevolgd waarin deze kosten in aftrek zijn gebracht. Deze aanslagen zijn dus te laag vastgesteld door de geautomatiseerde aanslagregeling. Deze aanslagregeling is de oorzaak van een discrepantie tussen wat de inspecteur heeft gewild en wat in de aanslagbiljetten is vastgelegd. Navordering is dan mogelijk. Bovendien kan de man zich ook niet beroepen op een aan het aanslagbiljet te ontlenen vertrouwen.
Bron: HR 07-06-2019