De innovatiebox is aanhoudend populair vanwege de grote belastingbesparing die ermee behaald kan worden. Mede daardoor controleert de Belastingdienst merkbaar kritisch als de innovatiebox in de aangifte vennootschapsbelasting wordt geclaimd. Het is daarom zeer welkom dat de Staatssecretaris van Financiën bepaalde (praktische) spelregels publiceert voor de Belastingdienst en voor belastingplichtigen, zoals onlangs in het Besluit van 6 december 2018.
Besluit van 6 december 2018, Staatssecretaris van Financiën, nr. 68.661
In 2007 is de ‘octrooibox’ in het Nederlandse belastingsysteem ingevoerd, om innovatieve ondernemers in de vennootschapsbelasting fiscaal te stimuleren. Deze ondernemers kunnen gebruikmaken van een lager belastingtarief op hun winst. Inmiddels is er veel veranderd. De naam is bijvoorbeeld veranderd naar ‘innovatiebox’ en er is geen plafond meer wat betreft het boxvoordeel. Verder is het boxtarief op dit moment 7% en mede onder (internationale) druk zijn er sinds een aantal jaren strengere toegangseisen.
Een ondernemer moet in alle gevallen WBSO-subsidie hebben gekregen tijdens de ontwikkelingsfase en voor grotere belastingplichtigen geldt zelfs een tweede criterium, namelijk dat een patent, kwekersrecht of andersoortige bescherming van intellectueel eigendom verkregen moet zijn op de innovatie. Software is hiervan uitgezonderd, omdat in Nederland geen patent voor software verkregen kan worden. Verder is het belangrijk dat het uitbesteden van ontwikkeling aan buitenlandse groepsvennootschappen niet (meer) onbeperkt is toegestaan. Boven een bepaald niveau wordt een korting op het lager belaste innovatieboxvoordeel toegepast. Hoewel de innovatiebox sinds 2017 een uitgebreidere wettelijke invulling heeft gekregen, bestaat er in de praktijk nog de nodige onduidelijkheid over de toepassing van de regeling.
Cruciaal is de vraag welk deel van het resultaat van de onderneming aan innovatieve activiteiten kan worden toegerekend. Hier ligt de taak voor belastingplichtige en zijn adviseurs om met de Belastingdienst tot een afspraak te komen. Vanuit een basis van andere beginselen uit de fiscaliteit (met name transfer pricing) is er voor de innovatiebox een uitvoeringskader tot stand gekomen. Zo is inmiddels glashelder dat nooit 100% van de winst van een onderneming voor de innovatiebox kwalificeert, omdat een deel van het resultaat bijvoorbeeld aan het ondernemerschap, de verkoopafdeling, de inkoopafdeling etc. toegerekend moet worden. Maar hoe vindt de wetgever dat er moet worden omgegaan met doorontwikkeling van een innovatief product, zonder nieuw patent? Telt de winst van een hele productgroep mee of is het nodig om de omzet en de kosten te splitsen om alleen het resultaat op een innovatief onderdeel uit een bepaald product te bepalen?
Op 6 december 2018 is een geactualiseerd beleidsbesluit over de innovatiebox uitgebracht. Dit is een erg welkome aanvulling op de wetgeving, met onder meer antwoorden op de vragen die we hiervoor stelden. Het nieuwe besluit bevat ook veel voorbeelden. Wat ook opvalt is dat veel onderwerpen niet in detail aan de orde komen en invulling expliciet aan de praktijk worden overgelaten. In de regel vraagt een ondernemer aan de Belastingdienst om een innovatiebox-afspraak te maken voor meerdere jaren. De innovatiebox-inspecteur moet zo volledig en duidelijk mogelijk bijgepraat worden over alle relevante details van de onderneming om met dat verzoek aan de slag te gaan. Wij merken dat de informatiebehoefte bij de Belastingdienst steeds groter wordt om te kunnen voldoen aan de verplichtingen om intern (binnen de Belastingdienst) en internationaal (bij buitenlandse fiscale autoriteiten) verantwoording af te kunnen leggen over de reikwijdte van een gemaakte afspraak. Zorgvuldige voorbereiding en een goed en open gesprek tussen ondernemer en inspecteur blijkt in onze ervaring cruciaal.
Voor vragen kunt u contact opnemen met uw PKF Wallast-adviseur.