Een schenking is vrijgesteld van schenkbelasting als de begunstigde hiermee in staat wordt gesteld om zijn schulden te voldoen. Voorwaarde is dat de begunstigde deze schenking ook echt nodig moet hebben om zijn schulden af te lossen. Heeft de schuldenaar hiervoor nog ook andere middelen, bijvoorbeeld een auto die hij kan verkopen, dan is de niet vrijgesteld van schenkbelasting.
Hof Den Haag oordeelde in twee zaken waarin een stichting haar vorderingen op een aantal personen kwijtschold. Het doel van de Stichting is onder meer om financieel hulpbehoevende mensen te helpen. De stichting was op het moment van de kwijtschelding haar status als algemeen nut beogende instelling kwijtgeraakt, waardoor de schenking niet automatisch was vrijgesteld. De begunstigden stellen wel dat de stichting met haar kwijtschelding heeft gehandeld in het algemeen belang, zodat de schenking moet zijn vrijgesteld. Volgens de inspecteur is in dit geval de vrijstelling niet van toepassing omdat uit het overzicht van betalingen en schulden blijkt dat de schenking een kwijtschelding betreft van een schuld aan de stichting, waarvoor de vrijstelling van art. 33 aanhef en onderdeel 8 SW 1956 niet geldt. Bovendien beschikken de begunstigden over vermogen dat voldoende is om de schuld aan de stichting te voldoen.
Net zoals de rechtbank in de voorafgaande procedure constateert het hof dat de schuldenaren vermogen hebben om hun schulden te voldoen. Een van de begunstigden stelt dat haar auto voor haar onmisbaar is, maar het hof ziet hierin geen reden om deze auto niet tot haar vermogen te rekenen. Verder oordeelt het hof dat in de voorafgaande procedure voor de rechtbank de stichting terecht geen proceskostenvergoeding is toegekend, omdat de stichting in die procedure geen partij was.
Bron: Hof Den Haag 16-07-2019 (publ. 6-08-2019), BK-18/01051 (ECLI:NL:GHDHA:2019:2024) en BK-18/01050 (ECLI:NL:GHDHA:2019:2026)