In beginsel is een overgang van onroerende zaken onder algemene titel bij afsplitsing van een bv vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Bij vervreemding van de aandelen binnen drie jaar na de splitsing wordt de splitsing geacht in overwegende mate te zijn gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing, tenzij men aannemelijk maakt dat de splitsing berust op zakelijke motieven.
Een dochter-bv is ontstaan door een juridische afsplitsing van de moeder-bv. Deze laatste bv houdt alle aandelen in de dochter-bv. Bij de afsplitsing zijn onroerende zaken onder algemene titel overgegaan van de moeder-bv naar de dochter-bv. De onroerende zaken zijn percelen grond met tankstations en aan- en toebehoren en op onroerende zaken gevestigde zakelijke rechten die allemaal te maken hebben met het brandstofbedrijf. Later in het jaar draagt de moeder-bv alle aandelen in de dochter-bv over aan een derde. Voor de vennootschapsbelasting doet de dochter-bv geen beroep op de splitsingsfaciliteit voor juridische afsplitsing. In geschil bij Hof Den Haag is of de juridische afsplitsing in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing, vanwege de overdracht van de aandelen in de dochter-bv binnen drie jaar na de afsplitsing. Rechtbank Den Haag heeft eerder geoordeeld dat de af te stoten activiteiten onlosmakelijk waren verbonden met de onroerende zaken. Overdracht van het deel van de onderneming van de moedermaatschap kan alleen door overdracht van die onroerende zaken. De afsplitsing van een deel van de onderneming is niet gebaseerd op bedrijfseconomische motieven, maar op aandeelhoudersmotieven. Deze manier van overdracht is gekozen om overdrachtsbelasting te besparen. In hoger beroep oordeelt Hof Den Haag dat de splitsing niet in overwegende mate is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. De splitsing heeft plaatsgevonden vanwege zakelijke overwegingen zoals herstructurering en rationalisering van de actieve werkzaamheden van de splitsende en de verkrijgende vennootschap. Bedrijfseconomische, commerciële en marktstrategische gronden genomen ondernemingsbeslissingen hebben tot de splitsing geleid. Daar doet de vervreemding van de aandelen in de dochter-bv binnen drie jaar na de afsplitsing niet aan af. Het hof oordeelt dat de dochter-bv geen overdrachtsbelasting is verschuldigd vanwege de afsplitsing.
Bron: Hof Den Haag 5-10-2018 (publ. 5-02-2019), nr. BK-18/00425 (ECLI:NL:GHDHA:2018:3798)