Als de ontvanger van de belastingen invorderingsrente wil innen, moet hij het rentebedrag vaststellen per beschikking. Gaat de belastingplichtige in beroep tegen de invorderingsrente, dan moet de ontvanger de beschikking overleggen. Als hem dat niet lukt, kan de rechter hem verplichten de invorderingsrente terug te betalen.
Een man gaat in beroep tegen de aanslag inkomstenbelasting 2014. Vanwege de beroepsprocedure krijgt hij van de Belastingdienst uitstel van betaling. Maar op 8 juni 2018 oordeelt de Hoge Raad dat de aanslag correct is en dus onherroepelijk vaststaat. De fiscus verrekent het bedrag van de definitieve aanslag 2014 met de voorlopige teruggaven over 2018. Hierbij boekt de ontvanger van de belastingen ook bedragen aan invorderingsrente af. De man meent dat het niet eerlijk is dat hij alsnog invorderingsrente moet betalen. Het is hem evenmin duidelijk hoe de ontvanger de bedragen berekent. De man tekent daarom beroep aan tegen de invorderingsrente.
Rechtbank Noord-Nederland verzoekt de ontvanger om de beschikking te overleggen waarin hij de in rekening gebrachte invorderingsrente heeft vastgesteld. De ontvanger antwoordt dat hij de beschikking niet kan overleggen. Hij kan wel een overzicht van verrekende bedragen tonen. De rechtbank is daar niet tevreden mee. Het overzicht maakt wel melding van kennisgevingen. Maar het is onduidelijk of deze kennisgevingen per beschikking hebben plaatsgevonden. De rechtbank merkt de beschikking aan als een primair besluit, dat de fiscus had moeten overleggen. Nu dit niet is gebeurd, verbindt de rechtbank daar zware consequenties aan: hij vernietigt de uitspraak op bezwaar en de primaire beschikking. Het gevolg is dat de ontvanger de man alle invorderingsrente moet terugbetalen.
Bron: Rb. Noord-Nederland 10-03-2020, nr. AWB 19/1122 (gepubl. 16-06-2020) (ECLI:NL:RBNNE:2020:1044)