Is de BPM op enig tijdstip na twee maanden vóór de eerste ingebruikname lager dan die volgens de normale regels? Dan moet de fiscus de gunstigere berekening toepassen.
Op 27 februari 2018 heeft een vennootschap een bedrag van € 404 aan BPM op aangifte voldaan vanwege de registratie in het Nederlandse kentekenregister van een personenauto die is overgebracht vanuit een andere EU-lidstaat. Deze auto is op 17 oktober 2011 voor het eerst toegelaten tot het verkeer op de weg. De vennootschap heeft vanwege de gebruikte staat van de auto een afschrijving toegepast op de BPM-grondslag. De Belastingdienst vindt dat de vennootschap een te hoge afschrijving heeft toegepast. Daarom legt de inspecteur de vennootschap een naheffingsaanslag BPM op. De vennootschap begint een beroepsprocedure tegen deze naheffingsaanslag. Voor Hof Den Haag stelt de vennootschap dat de fiscus bij het vaststellen van de naheffingsaanslag het BPM-tarief van 2015 had moeten hanteren. Alleen dan is namelijk gewaarborgd dat men ter zake van de auto niet meer BPM heft dan de belasting die nog rust op soortgelijke, binnenlands geregistreerde voertuigen, aldus de vennootschap. De vennootschap heeft dit standpunt pas voor het hof aangevoerd. De inspecteur neemt daarop het standpunt in dat hij de navorderingsaanslag met € 23 moet verminderen. Het hof verlaagt de naheffingsaanslag vervolgens met dit bedrag. Omdat de Belastingdienst een onverplichte nieuwe berekening heeft gemaakt, kent het hof de vennootschap geen proceskostenvergoeding toe. Volgens het hof is het aan de belanghebbende die de benodigde gegevens heeft om aannemelijk te maken dat te veel BPM is geheven.
Nieuwe berekening is verplicht In cassatie oordeelt de Hoge Raad dat de Belastingdienst zich bij het opleggen van een naheffingsaanslag BPM aan het Unierecht moet houden. De nieuwe berekening was dus wel degelijk verplicht. Dat de wetgever in de desbetreffende wettelijke bepaling het woord ‘kan’ in de mond neemt, suggereert een vrijblijvendheid die er niet is. Kan de inspecteur bij het opleggen van een naheffingsaanslag aan de hand van de hem op dat moment bekende gegevens een BPM-tarief dat of BPM-maatstaf toepassen die gunstiger is voor de belastingplichtige? Dan moet hij uit eigen beweging dat meest gunstige tarief of die meest gunstige heffingsmaatstaf toepassen. Als de fiscus dat nalaat, is een beroepsprocedure niet alleen te wijten aan de belanghebbende. Daarom heeft de vennootschap recht op een proceskostenvergoeding.
Bron: Hoge Raad 24-03-2023 (ECLI:NL:HR:2023:440)
Mercuriusplein 1
2132 HA Hoofddorp
Postadres
Postbus 74681
1070 BR Amsterdam
Schaardijk 372
2909 LA Capelle aan den IJssel
Postadres
Postbus 84030
3009 CA Rotterdam
Pompmolenlaan 9
3447 GK Woerden
Postadres
Postbus 533
3440 AM Woerden
Europaplein 10F
2408 GX Alphen aan den Rijn
Postadres
Postbus 533
3440 AM Woerden
© PKF Wallast is a member of PKF Global, the network of member firms of PKF International Limited, each of which is a separate and independent legal entity and does not accept any responsibility or liability for the actions or inactions of any individual member or correspondent firm(s). “PKF" and the PKF logo are registered trademarks used by PKF International Limited and member firms of the PKF Global Network. They may not be used by anyone other than a duly licensed member firm of the Network.