De omstandigheid dat een onroerende zaak op het moment van overdracht nog niet geschikt is voor bewoning, is niet van belang voor toepassing van het verlaagde tarief overdrachtsbelasting. Belangrijk is dat het gebouw naar zijn aard bestemd is voor bewoning.
Een stel koopt een vervallen woning. Daarbij betaalden zij overdrachtsbelasting naar het lage tarief voor woningen. De Belastingdienst is echter van mening dat van een woning geen sprake is en legt een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting naar het normale tarief op. In geschil bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant is toepassing van het verlaagde tarief overdrachtsbelasting voor woningen. De inspecteur is van mening dat de gekochte onroerende zaak geen gebouw kan zijn en daardoor kan ook geen sprake zijn van een woning. De gekochte onroerende zaak heeft ten tijde van de aanschaf geen overdekte en/of afgesloten ruimte. De binnenwanden, verdiepingsvloeren, kozijnen, ramen, deuren en leidingen zijn niet (meer) aanwezig bij de overdracht. Volgens de inspecteur is de onroerende zaak niet meer dan een overblijfsel. Volgens de rechtbank heeft de inspecteur echter niet aannemelijk gemaakt dat het gebouw zodanig is vervallen dat het niet langer kan kwalificeren als gebouw. De omstandigheid dat de onroerende zaak op het moment van overdracht niet geschikt is voor bewoning, doet hier niet aan af. Zelfs het ontbreken van deuren, ramen en dakbedekking maakt dat de onroerende zaak nog steeds een gebouw is dat naar zijn aard bestemd is voor bewoning. Het lage tarief overdrachtsbelasting is van toepassing.
Bron: Rb. Zeeland-West-Brabant 21-3-2019