Ondanks het ontbreken van een nieuw feit kan de inspecteur te weinig geheven belasting navorderen als sprake is van een kenbare fout. Maar als daarnaast sprake is van een beoordelingsfout van de fiscus, is navordering niet toegestaan.
Een man doet in op basis van een schenkingsakte over de jaren 2009 tot en met 2018 een periodieke schenking aan een stichting. Daarnaast schenkt hij in 2013 en 2014 bedragen aan een andere instelling. De Belastingdienst trekt in 2012 met terugwerkende kracht de status van algemeen nut beogende instelling (ANBI) van de stichting in. De andere instelling vraagt de ANBI-status aan, maar de fiscus wijst dat verzoek af. Naderhand bevestigt de Hoge Raad deze weigering. Ondanks deze perikelen accepteert de inspecteur aanvankelijk de giftenaftrek in de aangiften IB/PVV 2013 en 2014. Maar later legt de Belastingdienst de man alsnog navorderingsaanslagen op, waartegen hij beroep aantekent.
Zowel de man als de inspecteur menen dat geen sprake is van een nieuw feit. Maar Hof Den Haag constateert dat de man minder belasting heeft betaald dan wat hij volgens de wet is verschuldigd. Het verschil is minstens 30% van de wettelijk verschuldigde belasting, waardoor sprake is van een kenbare fout. Toch mag de Belastingdienst niet navorderen over 2013. Het blijkt namelijk dat in 2011 de giftenaftrek ook al ter discussie stond. De inspecteur wist dus dat dit een aandachtspunt is. De aangifte is over 2013 uitgeworpen in verband met een controle van een lijfrente-uitkering. Onder deze omstandigheden had de fiscus de aangifte over 2013 meteen moeten controleren op de giftenaftrek. Het desondanks afzien van een nadere controle vormt een beoordelingsfout van de inspecteur. Daardoor is navordering over 2013, ondanks de aanwezigheid van een kenbare fout, niet toegestaan.
Vervolgens staat het hof de navordering over 2014 wel toe. In tegenstelling tot de aangifte over 2013 is de aangifte over 2014 automatische verwerkt. In dat geval is geen sprake van een beoordelingsfout van de Belastingdienst. En dus is de aanwezigheid van een kenbare fout voldoende om te kunnen navorderen.
Bron: Hof Den Haag 20-04-2021 (gepubl. 19-05-2021) (ECLI:NL:GHDHA:2021:780)