Op 20 juni heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd. Dit wetsvoorstel regelt de in het Pensioenakkoord afgesproken vertraging bij de verhoging van de AOW-leeftijd. Voor de financiële dekking van het minder snel stijgen van de AOW-leeftijd wordt gesneden in de Wet tegemoetkomingen loondomein: het hoge tarief van het LIV vervalt met ingang van volgend jaar en het jeugd-LIV wordt gekort en zal in 2024 volledig vervallen.
In het pensioenakkoord hebben de sociale partners onder meer afgesproken om de AOW-leeftijd de komende twee jaar vast te zetten op 66 jaar en vier maanden en deze daarna minder snel te laten stijgen dan thans het geval is. Pas in 2024 wordt dan een AOW-leeftijd van 67 jaar bereikt. Vanaf 2025 zal de AOW-leeftijd gekoppeld zijn aan de levensverwachting (acht maanden per jaar extra levensverwachting). Daar de wijzigingen al per 1 januari 2020 moeten ingaan en tijdig moeten worden aangekondigd is op 17 juni het wetsvoorstel Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd ingediend. Beoogd wordt in juli de wet in het Staatsblad te publiceren. De Tweede Kamer heeft inmiddels ingestemd met alleen de stemmen van PVV en FVD tegen. De Eerste Kamer is gevraagd uiterlijk 2 juli het wetsvoorstel in stemming te brengen (brief minister Koolmees aan Eerste Kamer, 21 juni 2019).
Volgens het wetsvoorstel blijft de AOW-leeftijd in 2020 en 2021 op 66 jaar en vier maanden staan. Vervolgens wordt de AOW-leeftijd stapsgewijs verhoogd tot 67 jaar in 2024. Vanaf 2025 wordt de AOW-leeftijd aangepast aan de levensverwachting.
|
AOW-leeftijd (huidige wet) |
AOW-leeftijd volgens wetsvoorstel/pensioenakkoord |
2020 |
66 jaar en 8 maanden |
66 jaar en 4 maanden |
2021 |
67 jaar |
66 jaar en 4 maanden |
2022 |
Koppeling aan levensverwachting (67 jaar en 3 maanden) |
66 jaar en 7 maanden |
2023 |
Koppeling aan levensverwachting (67 jaar en 3 maanden) |
66 jaar 10 maanden |
2024 |
Koppeling aan levensverwachting (67 jaar en 3 maanden) |
67 maanden |
2025 |
Koppeling aan levensverwachting |
Koppeling aan levensverwachting |
Hoe de koppeling aan de levensverwachting vanaf 2025 zal plaatsvinden is niet in het wetsvoorstel opgenomen. Hiervoor moet nog een wetsvoorstel worden ingediend. Een eventuele verhoging in 2025 zou per 1 januari 2020 bekend moeten zijn. Bij de behandeling in de Tweede Kamer heeft minister Koolmees aangegeven dat op basis van de huidige levensverwachtingscijfers van het CBS in de nieuwe situatie de ramingen tot 2027 uitgaan van een AOW-leeftijd van 67 jaar. In het wetsvoorstel is ook geen wijziging van de thans geldende pensioenrichtleeftijd van 68 jaar opgenomen. De koppeling van de pensioenrichtleeftijd aan de levensverwachting zal in een ander wetsvoorstel worden opgenomen.
In het wetsvoorstel is tevens een aantal dekkingsmaatregelen opgenomen. Een deel van de benodigde middelen om de temporisering van de verhoging van de AOW-leeftijd wordt gevonden door aanpassingen in de Wet tegemoetkomingen loondomein. Het LIV kent thans twee tarieven: een hoog tarief voor werknemers met een gemiddeld loon van 100% tot en met 110% WML (€ 1,01 per verloond uur met een maximum van € 2.000 per jaar) en een laag tarief voor werknemers met een gemiddeld loon van ca. 110% tot 125% WML (€ 0,51 per verloond uur met een maximum van € 1.000 per jaar). Het hoge tarief komt met ingang van 2020 te vervallen. Voor het LIV geldt dus nog maar één tarief (€ 0,51 per verloond uur met een maximum van € 1.000 per jaar). Deze maatregel raakt met name werkgevers met werknemers met een gemiddeld uurloon van 100% tot 110% WML (bij min. 1248 verloonde uren per werknemer). Bij de behandeling in de Tweede Kamer heeft minister Koolmees wel aangegeven dat er nog gekeken zal worden naar de werkgelegenheidseffecten voor de doelgroep van het LIV. Een andere aanpassing betreft het jeugd-LIV. Per 2020 wordt het gedifferentieerde bedrag aan jeugd-LIV gehalveerd en per 2024 wordt het jeugd-LIV helemaal afgeschaft.
Bron: TK 2018-2019, 35223, nrs. 2 en 3; Conceptverslag plenaire behandeling Tweede Kamer