Gewoon beheer van vastgoed kwalificeert niet als een ondernemingsactiviteit voor toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Het verschijnsel dat veel beleggers in vastgoed beheeractiviteiten uitbesteden aan professionele partijen, doet daar niets aan af.
Een man erft de aandelen in een beheer-bv van zijn echtgenote. Hij wil daarbij de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in de Successiewet 1956 toepassen. De inspecteur gaat daarmee niet akkoord omdat volgens hem de beheer-bv geen materiële onderneming drijft. De activiteiten van de beheer-bv bestaan uit de exploitatie van verschillende onroerende zaken. Huisvestigingskosten en personeelskosten vormen de belangrijkste kostenposten. Onderhoudswerkzaamheden worden uitbesteed aan derden.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het met de fiscus eens dat de beheer-bv gezien haar activiteiten geen materiële onderneming drijft. Dat de beheerwerkzaamheden divers van aard zijn en men aan deze werkzaamheden een groot aantal arbeidsuren heeft besteed, doet daar niets aan af. De man wijst er nog op nog dat veel beleggers in vastgoed tegenwoordig ‘property management’-activiteiten uitbesteden aan professionele partijen. De beheer-bv verricht zulke activiteiten zelf om zo een rendement te behalen dat hoger is dan het rendement bij normaal vermogensbeheer, zo stelt de man. Maar de rechtbank oordeelt dat men moet kijken naar de aard van de werkzaamheden. Deze aard verandert niet als veel beleggers beheeractiviteiten (grotendeels) uitbesteden. Het begrip ‘normaal vermogensbeheer’ is evenmin veranderd. De rechtbank oordeelt dat de man geen recht heeft op toepassing van de BOF.
sron: Rb. Zeeland West-Brabant 20-06-2019 (publ. 23-07-2019)