Een dga weet aan een bijtelling wegens privégebruik te ontkomen door een achteraf opgestelde rittenadministratie plus een Tellerrapport van RDW en een bon van de garage.
Een bv exploiteert een onderneming die tenten voor feesten en partijen verhuurt en catering/partyservice verzorgt op de locaties. Een echtpaar is aandeelhouder en bestuurder van de bv. De bv heeft verschillende werknemers in dienst, die de tenten naar de locatie brengen en opbouwen. Na afloop breken zij de tenten af en brengen zij ze terug. Daarnaast brengen zij alle benodigdheden voor het feest naar de locatie, zoals tafels, koelkasten, verlichting, glazen. De bv bezit verschillende bestelauto’s en een vrachtwagen. Deze auto’s blijven op het terrein van de bv achter. Aan de dga is een Nissan Patrol (hierna: bestelauto) ter beschikking gesteld. De dga heeft over 2011 tot en met 2014 geen rittenregistratie bijgehouden. Er is ook geen verklaring ‘geen privégebruik’ en/of ‘uitsluitend zakelijk gebruik van de bestelauto’. De dga heeft daarnaast een privéauto. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur naheffingsaanslagen loonheffingen op over de betreffende jaren. De dga heeft voor de bv alsnog, achteraf, een rittenregistratie opgesteld, gebaseerd op de verzonden facturen. Daarnaast heeft de bv een door de RDW opgesteld Tellerrapport met de jaarlijkse tellerstanden en een werkplaats bon van een garage met een kilometerstand uit 2014.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de bv geslaagd is in het doen blijken dat de bestelauto per jaar voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Het hof overweegt in hoger beroep dat indien een auto ook voor privédoeleinden ter beschikking wordt gesteld, het voordeel daarvan op kalenderjaarbasis ten minste gesteld moet worden op 25% van de waarde van de auto. De auto wordt in elk geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld, tenzij blijkt (overtuigend wordt aangetoond) dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt; in dat geval is de bijtelling voor privégebruik nihil. Dit laatste kan blijken uit een rittenadministratie of anderszins. De omstandigheid dat de rittenregistratie achteraf is opgemaakt hoeft niet per definitie te betekenen dat de bv niet aan de op hem rustende bewijslast kan voldoen. De inspecteur is van mening dat de achteraf opgestelde rittenregistratie dermate grote hiaten vertoont dat de bv niet heeft voldaan aan het doen blijken dat niet meer dan 500 kilometer per kalenderjaar voor privédoeleinden met de bestelauto is gereden. De bv wijst op de door de werknemers afgelegde verklaringen dat privégebruik van de bestelauto’s is verboden en dat de dga de bestelauto niet privé heeft gebruikt. Bovendien kan door inrichting van de parkeerruimte bij het bedrijf de bestelauto niet worden gebruikt dan na verplaatsing van de andere auto’s. Verder zijn de andere bestelauto’s naar hun aard en inrichting beter geschikt voor privégebruik en de dga heeft zelf een privéauto. De hiaten in de rittenregistratie heeft de bv nader verklaard. Hiermee heeft de bv naar het oordeel van het hof de onduidelijkheden weggenomen, maar zij heeft nog niet voldaan aan de zware bewijslast ‘doen blijken’. Omdat de bv de rittenregistratie nader onderbouwd heeft met het Tellerrappot van de RDW en de werkplaats bon van de garage en overtuigende verklaringen heeft afgelegd is de bv er volgens het hof in geslaagd te doen blijken dat er per kalenderjaar niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden met de bestelauto is gereden. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 26-05-2020, nr. 18/00949 (ECLI:NL:GHARL:2020:4170)