Vertraging behandeling van verliesaangiften
De Nationale ombudsman heeft onlangs een aantal afzonderlijke klachten ontvangen van ondernemers, die het niet eens waren met de weigering van de Belastingdienst/de staatssecretaris van Financiën om coulancerente te vergoeden na een vertraging in de achterwaartse verliesverrekening. In beginsel moet de Belastingdienst aangiften binnen een jaar afhandelen, behalve wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere behandelingsduur rechtvaardigen.
Vertraging in de afhandeling mag niet worden veroorzaakt door inactiviteit aan de kant van de Belastingdienst gedurende een meer dan geringe periode. Aan de andere kant moet ook de belastingplichtige actie (blijven) ondernemen om zo in redelijkheid, en binnen de mogelijkheden die bestaan, renteschade te helpen voorkomen. Vast staat dat in deze drie gevallen sprake was van vertraging in de behandeling van de ingediende (verlies-)aangiften. Ter illustratie; in de klachten die zijn ingediend bij de ombudsman ging het om een behandelingsduur van respectievelijk circa 22, 24 en 25 maanden.
Hoofdregel: geen vergoeding coulancerente bij achterwaartse verliesverrekening
De staatssecretaris is van mening dat de Belastingdienst bij achterwaartse verliesverrekening geen coulancerente hoeft te vergoeden. De reden hiervoor is dat belastingplichtigen – desgewenst – het renteverlies kunnen voorkomen, door tijdig een voorlopige achterwaartse verliesverrekeningsbeschikking aan te vragen. Hiermee kan een belastingplichtige op relatief korte termijn over (maximaal) 80% van het vermoedelijke verlies beschikken. De voorlopige achterwaartse verliesverrekeningsbeschikking kan zowel voor de inkomstenbelasting als voor de vennootschapsbelasting worden aangevraagd.
Als een belastingplichtige zelf afziet van het vragen van een voorlopige verliesbeschikking, dan valt volgens de ombudsman een daaruit voortvloeiend renteverlies de Belastingdienst niet aan te rekenen. Volgens hem moet er wel ruimte zijn om in bijzondere situaties toch een coulancerentevergoeding toe te kennen. Dat geldt voor het deel van de (definitieve) verliesverrekeningsbeschikking waarvoor geen voorlopige verliesbeschikking kon worden gevraagd (de resterende 20%). Voor dat deel gaat het argument dat de belastingplichtige een renteverlies kan voorkomen namelijk niet op. Het moet dan gaan om situaties waarin sprake is van een vertraging van meer dan een geringe duur, waarbij sprake is van inactiviteit aan de zijde van de Belastingdienst die ook aan de Belastingdienst is te wijten.
Beslissing ombudsman: deels vergoeding coulancerente
De ombudsman heeft de klachten gegrond verklaard en heeft de minister van Financiën in overweging gegeven om de ondernemers alsnog coulancerente toe te kennen. Dit betekent niet dat deze ondernemers ook echt coulancerente vergoed krijgen. Het oordeel van de ombudsman is namelijk niet bindend en kan niet in rechte worden afgedwongen. Bij verstrekking van een coulancerentevergoeding wordt aangesloten bij de hoogte van de belastingrente. Het percentage voor de vennootschapsbelasting is gekoppeld aan de wettelijke rente voor handelstransacties (met een minimum van 8%) en voor de overige belastingen aan de wettelijke rente voor niet-handelstransacties (met een minimum van 4%).
N.B. U kunt een verzoek om vergoeding van coulancerente indienen met het formulier ‘Verzoek coulancerente’. Natuurlijk kunnen wij dit als PKF Wallast voor u verzorgen.